Categoriearchief: Blogartikelen

Geloof in de geneeskunde

Ode

Ik geloof in de Geneeskunde. Ik geloof nadrukkelijk in de noodzaak en het nut van geneeskunde, en ik geloof in de manier waarop wij hier gebruikelijkerwijs omgaan met de Geneeskunde. Dat wil zeggen: ik geloof dat zij in staat is bewezen te worden, als zij haar werk doet. Ik wil namelijk bewijs en als ik dat heb gekregen, geloof ik in de Geneeskunde. Ik heb een innig vererend, hoogachtend, veeleisend en kritisch geloof.

Historisch perspectief

Wij hebben al te maken met ziektes sinds wij 500.000 jaar geleden zo langzamerhand begonnen te ontstaan.1 In de 10.000 jaar dat wij Europa bevolken, hebben wij ons daar ongetwijfeld tegen proberen te weren, met (genees)kunde danwel met (genees)geloof. Inderdaad is al uit de Europese steentijd bewijs van deze kunde, in de vorm van medische schedeldoorboringen (trepanaties).1 Maar ook vinden wij van de oudste tijden bewijs van het geneesgeloof; de Merseburgerspreuken (zie ook Merseburger Toverspreuken door Aswulf, dat later zal verschijnen onder Yggdrasils Wortels op deze website) zouden fracturen en bloedingen verhelpen.2 De vervlechting van geneeskunde met –geloof was ook erg intens bij de oude Egyptenaren, de Mesopotamiërs, de precolumbiaanse Mexicanen en de Inca’s,3 en in Europa tot in het grootste gedeelte van de Middeleeuwen.4

Pas vanaf de Renaissance begint er wat te veranderen als onder invloed van het Humanisme de ratio opkomt en zelf(standig) nadenken belangrijker wordt.5 Ik zie dit als een emancipatie van het verstand, dat ook zichtbaar is in de afsplitsingen in geloof; de Rooms Katholieke kerk verliest haar alleenrecht op de Waarheid. Ook de Geneeskunde en de wetenschap komen (langzaam) onder de doctrine van de kerk uit en gaan hun eigen weg. In Nederland wordt in 1575 de Leidse universiteit gesticht als antwoord op de katholieke stempel op waarheid(vinden) en wetenschap6 en op de algemenere drang tot onafhankelijkheid.6

De wetenschap onderbouwt zichzelf niet meer louter met theorieën, maar gaat zelf op zoek naar bewijs. Vesalius bijvoorbeeld gooide zijn kont tegen de krib door tegen de heersende middeleeuwse theorieën in te gaan en in de 16e eeuw zelf te tekenen wat hij echt zag in het menselijk lichaam.5 Tegenwoordig komt het misschien wat bombastisch over om iets zo vanzelfsprekends op deze manier te beschrijven, maar toen betekende zien en tekenen wat men zag, en niet wat men diende te zien, een revolte.5 Die man was dus niet populair. Nu, daarentegen, wordt hij gezien als de grondlegger van de anatomie, de ontleedkunde, en als één van de belangrijkste personen in de medische wetenschap.5 Zijn anatomische atlassen en de prenten daaruit zijn goud waard. Tot in de 16e eeuw waren de passieve observatie van anatomie en pathologie (ziekteleer) de steunberen van de geneeskunde als wetenschap, in de 17e eeuw werd men ook nieuwsgierig naar de processen van ziekte en gezondheid. In de zoektocht naar biologisch en natuurkundig bewijs ging men actief experimenteren en ontstond de fysiologie, de functieleer.7

Behalve deze nihilistische bevrediging van kennisdrift heeft de Geneeskunde echter ook een maatschappelijke taak: het gezonder maken van mensen. Tot de 18e eeuw fundeerde de geneeskunde zich hiertoe geheel op subjectieve waarneming.8 Voor het genezen van de patiënt (misschien nog meer dan de ziekte?) stond het verhaal van die ene persoon centraal.8 Heel mooi holistisch, maar niet te controleren en evenmin leidend tot vooruitgang van de Geneeskunde. Als aan het eind van de 18e eeuw de Verlichting in volle glorie schijnt,9 wordt het belangrijker voor de arts objectief te werk te gaan.8 Van de Geneeskunde en therapie wordt steeds meer verlangd dat zij te bewijzen is, controleerbaar en verklaarbaar.8 Objectieve observatie door de geneesheer moet naast het verhaal van de patiënt worden gelegd: heeft dat verhaal een anatomisch substraat?10 Om ook te verklaren wat bij de lijder gezien wordt, worden begin 19e eeuw fysiologische experimenten belangrijk voor het begrip van ziekte en gezondheid.10,11 Overigens wordt deze zucht naar kennis en naar meten prachtig beschreven in een roman over 2 beroemde duitse wetenschappers uit deze periode: de ontdekkingsreiziger Von Humboldt en de wiskundige Gauss.12

Gedurende het leeuwendeel van deze geschiedenis is de Geneeskunde gericht op de enkele fortuinlijke patiënt (met fortuin), maar halverwege de 19e eeuw verschuift de aandacht naar de gehele bevolking en doet de statistiek haar intrede.13 Vanaf nu kan worden nagekeken of de Geneeskunde en haar behandelingen ook effect hebben op de gezondheid van grotere groepen mensen en, liefst, van de gehele bevolking. Geneeskunde democratiseert langzamerhand: iedereen krijgt recht op gezondheid en de zorg voor gezondheid wordt een collectieve zaak. Wat cynischer kun je ook stellen dat duidelijk wordt dat het voor de maatschappij van belang is dat zo veel mogelijk mensen zo gezond mogelijk zijn, en dat het aan de samenleving is daarvoor te zorgen, dat wil zeggen te regelen en te betalen. Hierdoor worden de eisen, die aan de werkzaamheid van geneeskundige behandelingen worden gesteld, strenger. Er wordt bewijs geëist dat deze echt en gunstig werken, voordat ze gebruikt mogen worden en voordat de samenleving daar de kosten voor draagt. Vanaf de zeventiger jaren van de 20ste eeuw worden nieuwe geneesmiddelen pas geaccepteerd nadat de werkzaamheid is bewezen met gedegen statistisch patiëntenonderzoek in zogenaamde randomized controlled clinical trials.14 Eindelijk worden ook (reguliere) behandelingen onderworpen aan regels der wetenschapskunst voordat zij zomaar mogen roepen dat zij werken.

Een alternatief

Deze eisen en deze ontwikkelingen beperken de Geneeskunde natuurlijk ook. Misschien is het als reactie op die beperkingen dat er stromingen zijn ontstaan die op een andere manier mensen willen behandelen aan de ziekte. Het belangrijkste gemeenschappelijke kenmerk van deze stromingen is dat zij ‘anders’ zijn dan de reguliere, wetenschappelijk georiënteerde, geneeskunde. Daarom worden deze stromingen ook wel ‘alternatieve geneeskunde’ genoemd.

Al aan het einde van de Verlichting15 ontstond een alternatief voor de toen gevestigde geneeskunde, één die zich subjectiever, holistischer en meer op het geloof van de patiënt (en van de behandelaar) richtte. De homeopathie die S. Hahnemann in circa 1800 uitvond, was met name begin 19e eeuw populair in Duitsland en Frankrijk, en heeft nog steeds veel aanhangers.15

Maar van alternatieve geneeskunde als stroming van belang naast de reguliere is nog lang geen sprake. Zij kwam pas in de jaren zeventig van de 20ste eeuw echt in opkomst in Nederland en buitenland, met de acupunctuur als voortrekker.16 Deze laatste wordt snel populair en andere stromingen volgen in haar kielzog,16 waardoor vanaf ongeveer 1980 de alternatieve geneeskunde een belangrijke factor in de maatschappij is.17,18

Ook uit laag-bij-de-grondse overwegingen is de alternatieve geneeskunde een speler om rekening mee te houden in het veld van de zorg voor de geneeskunde: namelijk de grote hoeveelheid mensen dat het gebruikt en al het geld dat er in omloop is. Meer dan 20%18 of zelfs 20-50%19 van de Europese bevolking maakt er gebruik van. Wegens haar populariteit spendeerde het Amerikaanse National Institute for Health 40 miljoen dollar per jaar aan onderzoek naar de werkzaamheid van alternatieve geneeswijzen19, 20 (gegevens van 1997). Ondanks deze uitgaven riep het vooraanstaande geneeskundige tijdschrift JAMA in datzelfde jaar op meer onderzoeken in te sturen opdat er bewijs van werkzaamheid zou komen.19

Er is dus meer dan de (westerse) reguliere geneeskunde en het is mijns inziens heel interessant en zelfs nuttig om te kijken of er iets bij zit wat een bijdrage kan leveren aan de wetenschappelijk georiënteerde orde. Uit weliswaar persoonlijke, subjectieve, maar vaak herhaalde ervaringen heb ik het idee opgevat dat plantaardige middelen wel degelijk een heilzaam, of in ieder geval een duidelijk, effect kunnen hebben. Dit op basis van middelen21 als alcohol, koffie en tabak. Gelukkig sta ik hierin niet alleen.22 Hiervan zijn de werkzaamheid en de mechanismen bekend en bewezen. Hoe zit het dan met de grotere groep van alternatieve geneeswijzen: kruidengeneeskunde, acupunctuur, homeopathie, paranormale geneeskunde en antroposofie?23 Werken zij? I: Hoe dan? II: Welk biologisch mechanisme zit er achter? III: Worden wij er beter van? Voor elke vraag ga ik de stromingen van alternatieve geneeskunde langs.

 

I. Hoe zeggen de alternatieve geneeskundige stromingen te werken?

Ik vergelijk deze vraag met een fysiologische vraag die voor de reguliere geneeskunde bijvoorbeeld in een lab kan worden beantwoord. In plaats van de wetenschappelijk-geneeskundige verklaring ben ik nu echter benieuwd naar de verklarende theorieën van de respectievelijke alternatieve stromingen. Dus ging ik op zoek dus naar de theorieën waar zij zichzelf op baseren.

A. Kruidengeneeskunde

Over het gebruik van kruiden, natuurlijke stoffen en mineralen valt een enorme hoeveelheid informatie te vinden over hoe deze toe te passen en waarvoor, maar veelal zonder verklaring van het mechanisme.24,25 Alhoewel al die verschillende kruiden volgens de gebruikte bronnen zeer sterk kunnen overlappen in eigenschappen, effecten en indicatie, heb ik geen verklaring gezien van deze overlap. Zo lees ik dat bijna alle kruiden goed zijn tegen (of voor) stemming, pijn en micro-oganismen.24,25 Virussen worden hierbij op één hoop gegooid met bacteriën en zelfs kleine beestjes, terwijl naar mijn weten het onderscheid tussen virussen en de andere letterlijk een levensgroot is. Virussen leven namelijk per definitie niet, in tegenstelling tot de anderen – dit heeft gevolgen voor de middelen waarmee men ze kan aanpakken

Tegen mijn verwachting in groeit mijn argwaan over het gebrek aan logica en plausibiliteit wanneer bijvoorbeeld het Lexicon van Uyldert wèl de diepte in gaat door mechanismen te beschrijven met Middeleeuwse theorieën (waarvan de basis vaak tot de oude Griek Galen terugreikt) die al sinds de Renaissance verlaten zijn.5,24 Een wel wetenschappelijk boek dat ik wil noemen uit enthousiasme om haar uitvoerigheid, gedegenheid en uiterlijk is overigens het Compendium van De Cleene en Lejeune.26 Dit boek belicht planten en bomen in deze streken biologisch, historisch en cultureel-antropologisch.26 Jammer genoeg niet geneeskundig, maar toch wil ik het zeker aanraden aan geïnteresseerden in deze materie. Tot mijn teleurstelling moet ik concluderen dat ik van de plantengeneeskunde, waarvan ik intuïtief hoge verwachtingen koesterde, geen beschrijvingen van mij geloofwaardige ondergronden heb gevonden. Door al het kaf kon ik het (potentiële) koren niet vinden.

B. Acupunctuur

De acupunctuur komt wèl met eigen mechanismen en verklaringen hoe zij werkt. Het komt er grofweg op neer dat de acupunctuur gebruik maakt van energiestromen door het menselijke lichaam (‘chi’), van meridianen waar deze langs lopen en van specifieke punten op het lichaamsoppervlak waar deze mee corresponderen.23,27 Ziekte betekent verstoring in de energiestromen, die de arts door middel van naalden steken en door gebruik van zijn eigen chi kan wegnemen.27,28

C. Homeopathie

Homeopathie is de populairste en bekendste alternatieve stroming.29 Het verklarende mechanisme luidt: similia similibus curentur, ofwel het gelijke (eigenlijk is het meervoud) moge door het gelijke worden genezen.27 Het gelijke houdt dat in wat dezelfde symptomen te weeg brengt.27 Dit ‘gelijke’, dit geneesmiddel, wordt vervolgens verdund met een speciale mengtechniek waarbij de eigenschappen van de ene stof versterkt worden overgebracht op het oplosmiddel.27 Hoe vaker verdund, hoe sterker de werking van het preparaat.27 Hierdoor is het mogelijk dat men bij een zeer sterk werkend middel van bij voorbeeld D10 (= 10 maal 10 op 1 verdund) nog geen molecule van het oorspronkelijke middel hoeft binnen te krijgen. Een heel groot voordeel van homeopathische geneesmiddelen is, is dat het geen bijwerking (lees: geen te sterke en daardoor giftige werking) heeft.30

D. Paranormale geneeskunde

Deze groep is heel ruim en heeft geen enkelvoudig hard theoretisch gemeenschappelijk uitgangspunt.27,29 Denk voor voorbeelden aan zaken als handopleggen, bidden, Jomanda, maar misschien ook wel muziek en werken met verbeelding. Er bestaan spiritistische, spiritualitische, christelijke stromingen,27,29 en misschien ook shamanistische.31 Voor onderliggend mechanisme wordt wel verwezen naar één of andere, of meerdere, niet-tastbare eenheid.27,29 Ik denk dan aan iets of iemand die betrekkelijk zelfstandig werkt, ofwel een actor, een andere dan de therapeut. Als dat waar is, zou ik graag eens lezen wat deze actor dan eigenlijk doet. Wat is de werking, de actio?

E. Antroposofie

De antroposofische geneeskunde is in 1920 ontstaan29 uit een levensbeschouwing die Steiner rond 1900 heeft gesticht.27 Omdat het om een levensbeschouwing gaat en de antroposofische geneeskunde reguliere is met een antroposofisch sausje, laat ik deze rusten.32 Uit het boek van Verbrugh, een voormalig antroposofisch arts, maak ik op dat deze stroming de wetenschap van de reguliere volgt.32

 

II. Waardoor werken de alternatieve geneeswijzen?

Nu ben ik op zoek naar een biologisch, fysiologisch, pathologisch of gewoon logisch substraat, die ik kan aansluiten op de bestaande medische kennis en wat kan vertellen waarom het werkt. Deze paragraaf moet dienen als een brug van de theorieën van de afzonderlijke alternatieve stromingen naar het bewijs dat ze werken als geneesmiddel.

A Kruidengeneeskunde

Er zijn zo veel verschillende beschreven en bewezen werkingsmechanismen van therapieën die uit de natuur komen dat ik slechts voorbeelden kan noemen. Talloze natuurlijke middelen worden met veel succes gebruikt en eventueel nagemaakt:

  • Morfine is het werkzame stofje dat via activatie van m-receptoren verantwoordelijk is voor de verdovende werking van Papaver somniferum, de opiumplant. 33,34
  • De grote pupillen die de Atropa belladonna (nachtschade) de egyptische vrouwen gaf kwamen doordat het stofje atropine de muscarinereceptoren tegenwerken. 33,34
  • Digoxine is al eeuwen een hartversterkend medicijn dat het cellulaire calcium extra laat verhogen, dit komt uit de vingerhoedskruid (Digitalis lanata & purpurea). 33,34
  • Aspirine uit de wilgenbast remt het enzym cyclo-oxygenase en vermindert zo pijn en bloedklontering (en –stolling).33,34

 

B. Acupunctuur

Alhoewel de acupunctuur sinds circa 1975 erg populair is, kunnen beoefenaars hiervan nog steeds geen bevredigende verklaring vinden van waarom het in het lichaam werkt.27 Zelfs na goed en vriendelijk zoeken vond Verbrugh de uitleg zeer onbevredigend.27 Het blijf wat hangen in dat het niet te snappen is voor mensen die de chinese taal niet machtig zijn en “dat hebben wij zo geleerd”.27 Aangezien ik geen chinees kan en geen acupunctuur heb geleerd, kan ik hier niet verder op in gaan.

C. Homeopathie

Het idee dat de kwaliteiten van de ene stof worden overgedragen op een andere stof (bijvoorbeeld water) dat op zichzelf geen werking heeft, en dat dit water vervolgens datgene is dat voor de genezing zorgt,27 sluit absoluut niet aan bij de huidige farmacologische kennis. Doordat ik er niet in slaag de homeopathische theorie te koppelen aan de huidige wetenschappelijke kennis, blijft dit onderdeel kort. Verder valt niet te achterhalen waarom de ene keer een D3 (3 maal 10 op één verdund) wordt toegepast en de andere keer een D30 middel voor dezelfde kwaal.27

D. Paranormale geneeskunde

Zie hierboven. Ik heb noch de actio, noch het mechanisme achter of de verklaring van de actio ooit gelezen of gehoord. Ik zou dat graag een keer tegen komen.

 

 

III. Werkt alternatieve geneeskunde?

Het bewijs, ofwel: worden wij er beter van? Dat is de hamvraag. Het voorgaande is slechts hobbyisme naast deze vraag met zoveel praktische waarde. Natuurlijk kan ik deze grote, gewichtige kwestie niet zelf beantwoorden. Maar ik kan wel zoeken en het bewijs dat ik tegen kom laten zien. Zoals boven al beschreven, is er een grote hoeveelheid onderzoeksmateriaal naar alternatieve geneeswijzen, al laat de kwaliteit daarvan dikwijls te wensen over.19,32

A. Kruidengeneeskunde

Over het algemeen valt te stellen dat ondanks de grote sommen geld die er tegenaan worden gegooid, er weinig gedegen onderzoeken naar kruidengeneeskunde zijn.35,36 De positieve resultaten die er zijn, komen uit de talrijke onderzoeken met ondermaatse methodiek. Dit maakt de uitkomst ongeloofwaardig.35 Verder moet ik tot mijn spijt een middel ontmaskeren waarvan ik altijd heb gedacht dat het een voorbeeld was van de werkzaamheid van kruidengeneeskunde: Kamille helpt niet tegen verkoudheid of luchtweginfecties.37

B. Acupunctuur

Dit is het meeste onderzochte alternatieve behandelingsgroep.27 Ook hiervan voldoet het merendeel van de onderzoeken niet aan de vereisten van geloofwaardig geneeskundig onderzoek.27,38

Toch vond ik een goed, groot onderzoek dat op de korte termijn positief bericht over acupunctuur van een redelijk objectiveerbare en goed/nauw omschreven aandoening: ontsteking van het kniegewricht.28 De chinese behandelwijze gaat ervan uit dat acupunctuur werkt door gebruik te maken van de juiste acupunctuurpunten en chi. Er was een groep die werd behandeld met naalden door de juiste acupunctuurpunten en de chi, en deze werd vergeleken met een groep die werd behandeld met naalden maar niet via de punten en de chi, dus een behandeling die volgens de chinese behandelwijze onwerkzaam zouden moeten zijn, en een wachtlijstgroep die niet behandeld werd. Op de korte termijn, 8 weken, vertoonden de echt behandelde patiënten meer verlichting van de gewrichtsontsteking dan beide controlegroepen, na een half en één jaar was dit verschil opgeheven. Op de lange termijn waren de wachtlijstgroepen er het slechtst af, hetgeen betekent dat de aandacht (aan de tijdrovende sessies) tenminste ergens goed voor was. Wat dit gedegen onderzoek vooral bewijst, is dat “iets” doen beter is dan niets doen.28 Enige vraag die mij beklijft, is hoe goed de onderzochte behandeling is vergeleken met de reguliere behandeling. Iemand met een gewrichtsverlies wil namelijk niet zomaar geholpen worden, maar het liefst het beste worden geholpen.

C. Homeopathie

Over de homeopathie kan ik kort en duidelijk zijn: Het werkt niet.39 150 Jaar onderzoek, vanaf 1846, naar homeopathie heeft haar werkzaamheid niet kunnen bewijzen.40 Recenter werden alle 110 fatsoenlijk uitgevoerde onderzoeken41 naar homeopathische geneesmiddelen vergeleken met 110 vergelijkbare onderzoeken naar reguliere therapie.42 Ook hieruit werd geconcludeerd dat homeopathie, over alle velden van de geneeskunde, even goed werkte als een placebo, een nepmiddel.42

D. Paranormale geneeskunde

Ondanks eerdere bedenkingen wegens ‘onderbouwing’ heb ik nu een heuglijke tijding over paranormale geneeskunde: Er is een onderzoek naar de werkzaamheid van deze verricht.43 Hier komt het.

Mijn snoepje betreft een net onderzoek volgens de regels der kunst van het wetenschappelijk-geneeskundig onderzoek en dan ook nog met harde, cardiovasculaire, eindpunten. Zie onderstaand schema voor de onderzoeksopzet.43

189 patiënten

+

MIT

185 patiënten

+

MIT

 

+

Gebed

 

Gebed

182 patiënten

MIT

192 patiënten

MIT

 

+

Gebed

 

Gebed

+ = met; – = zonder. MIT = muziek, verbeelding, aanraking; gebed = wordt voor gebeden achter de patiënt om.

De onderzoeksgroep bestond uit met een ingreep aan het hart, in dit geval een PTCA of een catheterisatie. Als eindpunt van de studie gold een nieuw groot hartprobleem, dood of heropname in het ziekenhuis binnen 6 maanden, als alternatief eindpunt gold hetzelfde maar dan tussen 6 en 12 maanden. De onderzoekers hebben 16 verschillende vergelijkingen laten zien. Van deze 16 had alleen MIT toepassen effect op het ontmoeten van een eindpunt: als MIT werd gebruikt, was de kans kleiner dat iemand een nieuw hartprobleem kreeg, nogmaals werd opgenomen of stierf.43 Het enige manco aan de studie is is dat de onderzoekers geen rekening hebben gehouden met het feit dat als je vaker test, je alleen al door het meewerken van het toeval een grotere kans hebt iets te vinden. Als er veelvuldig wordt getest, voert men een zogenaamde sensibiliteitsanalyse uit om te testen of de uitslag als echt of als toeval kan worden beschouwd. Nu de onderzoekers dit hebben nagelaten, kunnen wij dit niet zeggen. Maar verder heb ik genoten van dit onderzoek, moge vele volgen. Voor de scherpslijpers, nog een manco aan het gebed testen: de invloed van Wodan, Skadi of Gerd is evenmin getest.

 

Ten slotte

Na deze beschrijvingen zijn nog een paar dingen blijven liggen. Waarom boeit mij dit? Wat is de reden van dit stuk? De reden is tweeërlei: a. politiek en b. mijn wereldbeeld.

a. Ik eis dat de alternatieve geneeskunde haar werkzaamheid bewijst, en als het kan haar werking. Reden hiervoor is dat therapieën van de reguliere geneeskunde vaak worden vergoed, mits zij bewijst dat zij beter (en goedkoper)44 werkt dan bestaande geneesmiddelen. Met andere woorden: de reguliere geneeskunde wordt door ons allemaal betaalt onder de strikte voorwaarde dat elke nieuwe behandeling haar werkzaamheid (en liefst haar werking) bewijst met gedegen, betrouwbaar en herhaald/herhaalbaar onderzoek.

De alternatieve geneeskunde wil dezelfde rechten: zij wil ook worden vergoed, wil ook serieus worden genomen, etc. Laat zij zichzelf dan ook serieus nemen. Wat mij betreft betekent dat, dat daar dan ook dezelfde plichten tegenover staan. Naar mijn gevoel heeft zij vaak moeite (of geen zin?) daaraan te voldoen.

Ik ben dus niet tegen alternatieve geneeskunde. Ik vind het interessant een ander geluid te horen en een tegenstem vind ik wel schattig. Maar ik neem haar pas (even) serieus (als de reguliere) als zij aan de dingen voldoet die van andere, reguliere, behandelingen worden geëist. Gelijke monniken, gelijke kappen.

b. Bestaan, verklaarbaarheid, bewijs: wat zou het toch prachtig zijn als alles uit te testen, te meten en te weten is. Maar ik denk niet dat dat erin zit.

 

Bronnen

1 Ackerknecht EH. A short history of medicine. Revised edition, The Johns Hopkins University Press, Londen VK, 1982. Chapter 1.

2 Ackerknecht, Chapter 2.

3 Ackerknecht, Chapter 3.

4 Ackerknecht, Chapter 8.

5 Ackerknecht, Chapter 9.

6 Hendriksen J. Tegen de tirannie en de verdrukking. Een geschiedenis van de Leidse universiteit en haar studenten. Leids Universitair Fonds in samenwerking de Leidse Universiteit, Leiden, 1995.

7 Ackerknecht, Chapter 10.

8 Wiersma T. Twee eeuwen zoeken naar medische bewijsvoering. De gespannen verhouding tussen experimentele fysiologie en klinische epidemiologie. Uitgeverij Boon / Belvédère, Amsterdam, Overveen, 1999. Hoofdstuk 1.

9 Ackerknecht, Chapter 11.

10 Wiersma, Hoofdstuk 2.

11 Wiersma, Hoofdstuk 3.

12 Kehlmann D, Het meten van de wereld. Uitgeverij Querido, Amsterdam, 2007.

13 Wiersma, Hoofdstuk 7.

14 Wiersma, Hoofdstuk 10.

15 Ackerknecht, Hoofdsuk 11.

16 Verbrugh HS, Kips M. Al te naïeve geneeskunde? Materiaal voor de vorming van een oordeel over alternatieve geneeswijzen. Uitgeverij Klement, Kampen, 2004. Inleiding en Hoofdstuk 1.1.

17 Wiersma, Hoofdstuk 12.

18 Nilsson M, Trehn G, Asplund K. Use of complementary and alternative medicine remedies in Sweden. A population-based longitudinal study within the northern Sweden MONICA Project. Journal of Internal Medicine 2001:250;225-233.

19  Fontanarosa PB, Lundberg GD. Complementary, alternative, unconventional, and integrative medicine – Call for papers for the annual coordinated theme issues of the AMA journals. Journal of the American Medical Association 1997:278;2111-2112.

20 Gegevens van 1997, van later kon ik niet vinden.

21 Voorheen geneesmiddelen (tempo doeloe / goede, oude tijd)!

22 Graham-Smith DG, Aronson JK. Oxford textbook of clinical pharmacology and drug therapy. Second edition. Oxford University Press, VK, 1992. Chapter 34.

23 Indeling van  alternatieve geneeswijzen overgenomen uit Verbrugh, onder andere in hoofdstuk 2.2.

24 Uyldert M. Lexicon der geneeskruiden. Vraagbaak voor zieken en gezonden. 15e. Druk. De Driehoek, Amsterdam, 1992.

25 Shealy CN. Encyclopedie van de natuurlijke geneesmiddelen. Nederlandse editie: Könemann, Verlaggesellschaft, Keulen, Duitsland, 1999.

26 Cleene M de, Lejeune MC. Compendium van rituele planten in Europa: botanisch, cultureel, gebruik. Derde druk. Mens & Cultuur Uitgevers, Gent, België, 2003.

27 Verbrugh, Hoofdstuk 4.1.

28 Witt c, Brinkhaus B, Jena S, et al. Acupuncture in patients with osteoarthritis of the knee: a randomized trial. Lancet 2005:366;136-143.

29 Verbrugh, Hoofdstuk 2.2.

30 Dit is niet geheel waar: de giftige werking van water laat zich al merken na het innemen van meer dan 20 liter per dag. Als het middel is opgelost in alcohol (houdend water), is zelfs nog eerder sprake van bijwerkingen. Vóór mensen enthousiast worden: mij is niets bekend van een homeopathische middelen met mede als medium.

31 Hiervan wordt een suggestie gewekt door: Fries J. Seidways. Shaking, swaying and serpent mysteries. Eerste editie. Mandrake of Oxford, Oxford, VK, 1996.

32 Verbrugh

33 Graham-Smit, Chapter 15.

34 Neal MJ. Medical pharmacology at a glance. Tweede editie. Blackwell Science, Oxford, VK, 1992.

35 Goldman P. Herbal medicines today and the roots of modern pharmacology. Annals of Internal Medicine 2001:135;594-600.

36 Sampson W. Studying herbal remedies. New England Journal of Medicine 2005:353;337-339.

37 Turner RB, Bauer R, Woelkart K, et al. An evaluation of Echinacea angustofolia in experimental Rhinovirus infections. New England Journal of Medicine 2005:353;341-348.

38 Moore A, Mc Quay. Acupuncture: not just needles? Lancet 2005:366;100-101.

39 The end of homoeopathy. Lancet 2005:366;360.

40 Vandenbrouck JP. Homoeopathy and “the growth of truth”. Lancet 2005:366;691-692.

41 Even voor de duidelijkheid: dit was dus een fractie van het totaal aantal onderzoeken naar homeopathie.

42 Shang A, Huwiler-Müntener K, Nartey L, et al. Are the clinical effects of homoeopathy placebo-effects? Comparative study of placebo-controlled trials of homoeopathy and allopathy. Lancet 2005:366;726-732.

43 Krucoff M, Crater SW, Gallup D, et al. Music, imagery, touch and prayer as adjuncts to interventional cardiac care: the Monitoring and Actualisation of Noctic Trainings (MANTRA) II randomized study. Lancet 2005:366;211-217.

44 Dit is de regel van de politiek, niet van mij.

 

 

Etje, 2005,

tweede editie 2008

 

Geweten

Geweten is weten.

Geweten is duidelijk, geweten is simpel. Geweten is helderheid. Geweten verlicht, geweten geeft kracht. Geweten is doen wat te doen staat, zonder dat angst of andere bijzaken daarvan weerhouden. Dat maakt geweten eenvoudig, snel en efficiënt. Hierdoor is geweten primair en wezenlijk; goed te begrijpen en voor iedereen toegankelijk. Bij mijn weten is geweten een basisbehoefte die ieder in huis heeft.

Geweten is meer dan wroeging. Wroeging verzwakt. Wroeging is in feite geweten dat zich heeft laten verzieken. Geweten ligt niet in de weg, het is datgene dat de weg wijst. Als geweten in de weg lijkt te liggen, zal ofwel niet het echte geweten zijn, ofwel niet het juiste pad. Gelukkig weet het ware geweten waar men heen moet.

Geweten is onze grote vriend: het is geweldig precies te weten wat te doen of we zouden moeten doen. De rest volgt vanzelf.

Geweten is hulp. Hulp bij de uitvoering van onze ideeën, bij de verwerkelijking van onze moraal. Daardoor is geweten zowel verlichtend als aardend. Vaak laat geweten ons anderen helpen, uiterlijk altruïstisch. Maar omdat wij hierbij onze eigen normen volgen, dient het vooral onszelf.

Geweten is de kern, de stam waaruit onze denkbeelden groeien en de basis voor belangrijke beslissingen.

Wij moeten hierom niet bang zijn moraalridders te worden bevonden. Te vaak worden concessies gedaan om maar niet als Prinzipienreiter te boek te staan. Dat is zonde; door ons geweten weg te drukken, drukken wij ook onszelf weg. Daarvoor zijn wij te waardevol.

Laten wij het respect voor ons geweten en daarmee onze eigenwaarde, ons richtingsgevoel en onze bron van kracht in ere herstellen.

Heil Tyr.

 

                                                                                                                                                            Etje, 2004

Maar één ding is zeker…

 © Aswulf, 1998

Het was zover… "Na vanavond is er geen weg terug meer, na vanavond is alles anders," dacht ik. "Voorbereiding is de helft van de overwinning," zeggen de oude krijgers. "De andere helft ligt in de handen van de Nornen," voegt er altijd wel iemand aan toe. Dan knikken ze met hun oude wijze hoofden en vegen de laatste druppels mede uit hun lange grijze baarden. Voorbereid? Ja, ik was voorbereid; voor zover je voorbereid kan zijn op zoiets. Overwinning? Misschien. Maar eigenlijk wist ik al dat dit woord geen betekenis meer had. In ieder geval niet voor mij.

Vaak genoeg ben ik gaan jagen, samen met de anderen. En vaak genoeg heb ik op het slagveld gestaan. Altijd heb ik zorgvuldig mijn plicht gedaan. Maar ik ben geen krijger. Dat heb ik altijd geweten. Mijn drang duwde me in andere richtingen, richtingen die de anderen, oud of jong, niet kunnen begrijpen. Altijd had ik vragen die ze niet konden beantwoorden, en dan zeiden ze: "Het is gewoon zo." Maar daar kon ik geen genoegen mee nemen. Ik moest begrijpen. Langzaam maar zeker ontstond er afstand tussen mij en de anderen; ze vonden me raar en meden mij. Zelfs mijn eigen broeders lachten om mij achter mijn rug.

De smid had mij al zijn geheimen onthuld, maar ook hij kon niet al mijn vragen beantwoorden. Steeds vaker bracht ik mijn dagen alleen door. Ik begon te zwerven door de bossen en bergen. Daar leerde ik van raven en wolven wat geen mens mij had kunnen vertellen. Eenzaam was ik niet meer: geregeld hield een raaf mij gezelschap. Soms kwam hij zelfs op mijn schouder zitten om mijn maaltijd te delen.

Zo gingen de dagen voorbij, totdat ik naar mijn moeders broeder gestuurd werd. Ik was een buitenstaander geworden, en dat baarde haar zorgen. Haar broer zou mij opvoeden, zoals het de gewoonte was. In het begin zei hij weinig. En ik gedroeg me zoals ik me bij mijn moeder had gedragen: ik had geleerd geen vragen te stellen, en zwierf alleen in de bossen. Het duurde niet lang voordat ook hier een raaf mij constant vergezelde. Toen mijn oom dit zag, fronste hij zijn wenkbrauwen. "Misschien…," begon hij, maar brak daarna meteen zijn zin af. Ik zei niets, en hij stelde verder geen vragen.

Op een morgen wenkte hij me naar zich toe. "Neem je speer, we gaan jagen," zei hij. Ik keek verbaasd: niemand anders van de huisgenoten was zich aan het voorbereiden op de jacht. "Inderdaad, alleen wij twee," beantwoordde hij mijn stille vraag. We verdwenen het bos in, en na een tijdje vroeg ik: "Wat jagen we? Hert, everzwijn…?" Hij onderbrak me. "Misschien, misschien… misschien zelfs iets heel anders. Laten we kijken wat jij voor ons kan vinden, hmm?"

Al gauw had ik het spoor van een everzwijn gevonden, een grote beer zo te zien. Vaak leek het alsof wij het spoor van het beest bijster waren, maar iedere keer vond ik het terug: de lessen van de wolven had ik goed onthouden. En plotseling stond hij daar, in het midden van een open plek; rustig, statig, alsof hij op ons wachtte. Zijn borstels glansden als goud in het zonlicht, en zijn grote slagtanden waren vlijmscherp. Het was een indrukwekkend dier. En al hadden wij hem voorzichtig tegen de wind in benaderd, ik was ervan overtuigd dat hij ons had opgemerkt. Het zou niet ongevaarlijk zijn om zo'n prachtig beest te doden, maar ik had al een plan. Voorzichtig legde ik het aan mijn oom uit, en tot mijn verbazing stemde hij er mee in.

Toen wij klaar waren met het slachten en villen van het zwijn was het al donker. Het was te laat om naar huis terug te keren, maar wij hadden onze mantels tegen de kou. Honger zouden we ook niet lijden. Mijn oom en ik hadden nog steeds weinig woorden gewisseld. Tijdens het eten van het geroosterde vlees zag ik, in de gloed van het kampvuur, hoe zijn ogen mij bestudeerden. Eindelijk verbrak hij de stilte. "Jagen als de wolven heb je jezelf geleerd." Het was geen vraag maar een vaststelling. Ik knikte ja. "Dan wordt het tijd dat je ook de rest leert." Hij begon te zingen, langzaam en laag, in een taal die ik niet begreep. En steeds keek hij me met zijn doordringende ogen aan. Hij trok een handvol kruiden uit zijn buidel om ze vervolgens op het vuur te gooien. De rook werd dikker, zijn gezang sneller en luider. Langzaam leek het alsof ik zijn lied begon te begrijpen, bijna zou ik het mee kunnen zingen. Het was een wolvenlied, wild en eindeloos net als hun eigen gezang. Terwijl ik daar zat, begonnen de ogen van mijn oom steeds meer op die van een wolf te lijken. Tegelijkertijd werd ik me bewust van vele wolven om ons heen. Ik schrok niet, ik was immers aan de aanwezigheid van wolven gewend. Dit was anders. Ineens besefte ik wat het was: ik begreep ze! Niet rationeel, als een mens die het gedrag van dieren bestudeert, maar gevoelsmatig. Ik begreep hun taal van klank, van geur, van lichaamshouding. Ik voelde het diep in mijn ingewanden; eindelijk begreep ik het!

De volgende ochtend werd ik met een zwaar hoofd wakker, net alsof ik een vat mede in mijn eentje geleegd had. Mijn oom was al wakker, en was bezig bij het vuur. Hij reikte me een kom vol van een geurig brouwsel aan; een glimlach speelde om zijn mond. "De eerste keer is altijd het ergst," zei hij, terwijl ik het bittere vocht dronk. Ik wist niet of hij zijn brouwsel bedoelde, of de gebeurtenissen van de vorige avond. Maar een ding wist ik zeker: eindelijk kwamen er antwoorden op mijn vragen.

In de maanden en jaren die volgden werd ik ingewijd in de geheimen van mijn oom. Ik raakte bekwaamd in de kunst van gedaanteverwisseling, ik leerde zijn magische liederen. Hij vertelde mij over de kracht van woorden, hij liet mij de magie van kruiden en planten zien. Ik leste mijn dorst naar kennis aan zijn bron van wijsheid. Maar hoe meer kennis ik vergaarde, hoe meer vragen beantwoord werden, des te beter begreep ik dat ieder antwoord vele nieuwe vragen oproept. Toch weerhield dit mij niet van mijn zoektocht naar kennis. Integendeel; mijn dorst was een onverzadigbaar verlangen geworden.

De dag kwam dat ik boven mijn leermeester uitgroeide: mijn oom had mij alles geleerd wat hij wist. De tijd was aangebroken om nieuwe leraren te zoeken. Verhalen over een vrouw, zeer bedreven in de tovenarij, waren ons ter ore gekomen; naar haar ging ik op zoek. Uiteindelijk vond ik haar op een eiland, en na een lange tijd wist ik haar te overtuigen mij haar kunsten te leren. Bij haar leerde ik de magie van trommel en dans, en hoe met de doden te communiceren. Vele aangename dagen en nachten heb ik daar doorgebracht. Maar mijn ontembare behoefte aan kennis dreef mij verder: ik verliet haar eiland. Toen begonnen mijn zwerftochten pas echt. Mijn reizen voerden mij van land tot land, van stam tot stam, van wijze man tot toverkol.

Nu ik hier stond, besefte ik dat iedere stap van mijn zoektocht onherroepelijk tot dit moment had geleid. Ik kon haast voelen hoe de draden van het lot zich om mij heen hadden gesloten, er was inderdaad geen weg terug meer. Ik moest mijn lot omhelzen. Ik keek omhoog naar de machtige boom die boven mij uit torende. Tien mannen met hun armen uitgestrekt zouden hem nog niet kunnen omarmen. Ik had ervan gehoord in de oudste liederen, maar nooit eerder had ik zo'n boom gezien. Het was een hele speurtocht geweest iemand te vinden die van zijn bestaan wist. Uiteindelijk heb ik een oude sjamaan ontmoet die mij meer kon vertellen. "De boom staat in een dal, hoog tussen de bergen gelegen," zei hij, "maar niemand weet precies waar. Maar een ding is zeker," ging hij verder, "als je de boom vindt ben je voor altijd veranderd."

Ik sloeg mijn kamp op aan de voet van de boom, alhoewel ik wist dat ik deze nacht niet zou slapen. Water haalde ik uit een beek die zijn bron had tussen de wortels van de boom. De schemering begon te vallen, het was tijd mijn laatste voorbereidingen te treffen. Ik mengde kruiden en wortels met mede, en dronk het drankje in een keer op. Ik zong de laatste en krachtigste van de liederen die ik van mijn oom had geleerd. Ik nam mijn speer. Zonder te aarzelen boorde ik hem diep in mijn zijde. Ik voelde hoe de punt langs mijn ribben gleed, en er aan de andere kant weer uitkwam; bijna bezweek ik van de pijn. Maar ik moest het ritueel voortzetten; nu stoppen zou mijn dood betekenen. De gedachte dat ik misschien alsnog zou sterven voor het einde van het ritueel schoot door mij heen. "Maar ja, dat ligt in de handen van de Nornen," dacht ik, en met een glimlach dacht ik terug aan de grijze krijgers in de medehal van mijn moeder.

Ik pakte het touw dat ik zelf geslagen had, brak de schacht van de speer af zodat die me niet zou hinderen, en klom de boom in. Het bloed liep langs mijn zijde, maakte mijn handen glibberig. Het was zwaar, zwaarder dan ik had verwacht. Ik klom totdat ik geen krachten meer had. Het was al nacht en ik was nog niet in de top. Hiervandaan leek mijn kampvuur een eenzame ster verdwaald in een koude winternacht. Ik bond het touw aan de boom vast en legde een strop om mijn nek.

De nacht danste om mij heen. In de verte hoorde ik wolven, ik hoorde de vleugelslagen van uilen. Ik hoorde de bergen en rivieren, zelfs de sterren kon ik horen. Ik hoorde draken zich omdraaien in hun slaap onder de bergen, en ik zag het vuur dansen op de grafheuvels. De rivieren glinsterden als vuur op een zwaardsnede in de nacht, en ik zag hoe ze om de aarde lagen als draden van een gigantisch web.

Hoog boven de wereld hing ik. De zon kwam op. Het duurde een eeuwigheid, het duurde een ogenblik. De hele wereld baadde in een gouden gloed. Ik zag hoe grote legers elkaar ontmoetten op het slagveld en hoe het bloed van de krijgers als rode rivieren door het land stroomden. Ik zag een moeder haar kind in pijn en vreugde baren, ik zag mieren hun wintervoorraad aanleggen, ik zag appelbloesem tot fruit worden. Hoeveel dagen en nachten ik in de boom hing weet ik niet: tijd had geen betekenis meer voor mij. Ik zag wat was geweest, en ik zag wat kon komen. Ik zag hoe de boom van nu uit het zaad van gisteren groeit, ik zag hoe de held van morgen geboren wordt uit de strijd van vandaag. En door alles heen schenen de draden die de Nornen spinnen.

Ik tuurde omlaag, probeerde mij te concentreren op de wirwar van draden. Maar steeds weer werd mijn blik naar één punt getrokken: een put waar alle draden vandaan kwamen. Langzaam maar zeker werd mijn oog de put in getrokken. Hier kwamen de draden bij elkaar, ze vormden patronen die zich weer in elkaar oplosten om nieuwe patronen te vormen, eindeloos afwisselend en steeds herhalend… Dit was wat ik moest begrijpen! Ineens zag ik de patronen in hun geheel. Ieder patroon is een deel van het web dat de Nornen spinnen, ieder patroon heeft zijn betekenis! De patronen bleven voor mijn ogen dansen, vervaagden, werden geluid, dan tekens. Het touw om mijn nek brak, brullend viel ik uit de boom, met een schreeuw viel ik omlaag…

Ik lag nog een lange tijd op de grond. Al de beelden die ik gezien had joegen door mij heen, om telkens terug te komen bij de raadselachtige tekens: ze waren in mijn geest gegrift. Eindelijk had ik gevonden waar ik al zo lang naar had gezocht. En alles was inderdaad anders geworden. Maar een ding zal nooit veranderen: mijn eeuwige dorst naar kennis. Dat is namelijk mijn lot!

De Dingvrede

 © Aswulf, 1998

De Germanen hebben altijd een slechte PR gehad. In de tijd van de Romeinen werden ze beschreven als barbaren. Later, in de negende en tiende eeuw, zaaiden de Vikingen (die ook tot de Germanen behoorden) terreur langs de kusten van Europa. Hun naam is er niet beter op geworden in de twintigste eeuw: slechte Hollywoodfilms hebben alleen maar het stereotyp van de rovende, plunderende Viking bevestigd. Sinds de dagen van Hitler en zijn Derde Rijk worden de Germanen vaak geassocieerd met de nazifantasie van de blonde, zuivere Arische krijger. En nog heden ten dage misbruiken extreem-rechtse groeperingen onze voorouderlijke geschiedenis en mythologie voor hun lage doeleinden.

Dat de Germanen woest en strijdlustig waren valt niet te ontkennen. De grote waarde die de Germaanse volkeren aan recht hechtten is echter minder bekend. Op vaste tijden van het jaar, vaak in het voorjaar, werd een grote bijeenkomst van alle vrije mannen gehouden. Tijdens deze bijeenkomst, het ding (ON: þing), werd recht gesproken, werden conflicten opgelost en nieuwe wetten aangenomen. Maar het ding was niet alleen een rechtbank. Ook belangrijke beslissingen voor de stam, aangaande oorlog voeren, vrede of verdragen sluiten, werden tijdens het ding genomen.

Voor de Germanen waren recht en geloof nauw met elkaar verbonden. Het ding vond veelal plaats op dezelfde tijden als de grote cultusfeesten; de hele bevolking was dan immers bij elkaar. De dingplaats werd gezegend door de priester, die ook de straffen en boetes oplegde. In het midden van de dingplaats werd een heilig symbool geplaatst, oorspronkelijk misschien een speer, later een beeld van één van de goden. De beschermgod van het ding was Tīwaz, ook bekend onder de Oudnoorse naam Tyr. De dingplaats was een heilige plaats, een vredesoord waar de dingvrede (ON: þinghelgi) heerste. Het dragen van wapens was daar verboden. Deze dingvrede gold voor de gehele duur van het ding, niet alleen op de dingplaats zelf, maar ook daar buiten. Het was een onverstoorbare vrede tussen al diegenen die aanwezig waren.

In Nederland speelde het ding ook een belangrijke rol. Twee gedenkstenen, opgericht door Twentse soldaten die bij de cuneus Frisiorum (een romeinse hulptroep) hoorden, zijn in Noord-Engeland gevonden. Deze stenen dateren uit de Romeinse Tijd (ca. 222-235 na Chr.) en zijn gewijd aan Mars Thingsus. Deze Mars Thingsus, letterlijk ‘Mars van het ding’, is ongetwijfeld de Germaanse Tīwaz. Dit toont aan dat hij ook in Nederland vereerd werd en wel als god van het ding – niet alleen als god van de oorlog dat een ander aspect is van deze god.
Ook in latere tijden vinden we het ding terug. Drenthe was tot het begin van de negentiende eeuw verdeeld in zes dingspelen (enkelvoud: dingspil). Dingspelen waren administratieve indelingen, enigszins vergelijkbaar met de huidige gemeentes, die voornamelijk de rechtspraak organiseerden. In ieder dingspil werd drie keer per jaar de goorspraak gehouden, een soort rondtrekkend gerecht. Dit was waarschijnlijk een overblijfsel van het Germaanse ding. In een aantal plaatsen in Nederland werd recht gesproken onder gerechtsbomen. Misschien vervingen deze bomen de heilige symbolen van de dingplaats, of misschien symboliseerden zij de Irminzuil, ook geassocieerd met Tīwaz. En laten wij de namen van onze weekdagen niet vergeten. Dinsdag betekent namelijk niets anders dan ‘dag van het ding’ oftewel de dag die voor het ding was bestemd. Dezelfde dag draagt in de andere Germaanse talen namen die verbonden zijn met Tīwaz (Tuesday ‘Tīw’s day’ in het Engels, Tirsdag ‘Tyrs dag’ in het Noors).

Maar wat betekent dit alles voor heidenen in de hedendaagse samenleving? Recht wordt tegenwoordig door de rechtbank gesproken en politieke beslissingen worden onder andere in de gemeenteraad of de Tweede Kamer genomen. Het ding zoals de Germanen het kenden bestaat niet meer. Maar wij kunnen ervan leren en bepaalde aspecten ervan in onze omgang met anderen toepassen.

In Nederland zijn er nog niet zo veel mensen die het geloof van onze voorouders volgen, maar in sommige landen is asatru meer verspreid en bestaan er verschillende groeperingen die het ding tegenwoordig nieuw leven inblazen. In ons land is dit nog niet het geval, en het organiseren van een ding zal voorlopig op zich laten wachten. Maar er zullen evenementen georganiseerd worden waar asatruers en andere heidenen bij elkaar komen, en voor dit soort evenementen, alhoewel er geen sprake is van een ding, willen wij de regels van de dingvrede weer in ere herstellen .

Wat houdt dit in? De plaats waar de bijeenkomst gehouden wordt is een vredesoord, waar geen strijd mag plaatsvinden. Natuurlijk dragen wij geen wapens meer, maar er kan gestreden worden op andere manieren. Beledigingen en agressief gedrag, bijvoorbeeld, of racistische en discriminerende opmerkingen hebben in een vredesoord geen plaats. Mensen die geen respect voor anderen tonen worden beschouwd als verbrekers van de dingvrede en zullen dan ook verwijderd kunnen worden.

Asatru is een volwassen religie, die zeer zeker zijn plaats in deze eeuw heeft. Door onder andere de dingvrede in ere te herstellen en te respecteren, laten wij zien dat asatru niet een religie voor nostalgische zogenaamde ‘krijgers’ is, maar een geloof voor de moderne mens die eerbaar met anderen wil omgaan.

Bronnen

  • Altgermanische Religionsgeschichte – J. de Vries
    Walter de Gruyter & Co., Berlin 1959
  • Germania – Tacitus (vertaling: J. W. Meijer)
    Ambo, Baarn 1992
  • Termen van toverij – W. de Blécourt
    Sun, Nijmegen 1990
  • Heidens Nederland – J. Schuyf
    Matrijs, Utrecht 1995
  • The Viking achievement – P. G. Foote, D. M. Wilson
    Book Club Associates, London 1974 

Bisjpalen

Voor vele volkeren (of in vele geloven) spelen de voorouders een belangrijke rol. Zij zijn aanwezig en kunnen invloed uitoefenen op ons leven. Daarom moet je er iets mee -je moet ze een plaats geven in je leven.

Voor asatruers kan dat gebeuren door ze te gedenken, door een hoorn met  bier of mede ter hunner eer te heffen of door hen  offers te brengen. Zelf bijvoorbeeld vind ik het heel prettig om tijdens een wandeling even te pauzeren bij of op een grafheuvel. Ik vind het prettige plaatsen en zelfs als ik niets specifiek ritueels doe, of niets wat specifiek op de voorouders betrekking heeft, zal ik toch altijd een offer achterlaten voor de voorouders en de geesten van de betreffende grafheuvel, meestal in de vorm van een deel van het eten en drinken wat ik heb meegenomen. Dit is natuurlijk maar een van de vele manieren.

Op zoek naar een museum om naar toe te gaan, kwamen wij (Etje en Stilleward) op een tentoonstelling van het Tropenmuseum in Amsterdam. Deze tentoonstelling had als onderwerp 'bisjpalen'.

 

Bisjpalen is een gebruik van het Asmatgebied in Papua Nieuw Guinea. De Asmat gaan er vanuit dat een overlijden meestal het gevolg is van kwade geesten en dat door zo'n overlijden de balans verstoord wordt. Één van de gevolgen is dat de geesten van de overledenen niet naar Safan, de geestenwererld, kunnen. De balans moet dus hersteld worden.

Hiervoor is het bisjritueel. Een groep mannen gaat het woud in en velt daar een wilde nootmuskaatboom. Deze boom wordt dan mee terug genomen naar het dorp (wat overigens eerst ritueel veroverd moet worden op de vrouwen die zijn achtergebleven). Die nootmuskaatboom wordt dan helemaal bewerkt met afbeeldingen van de gestorvenen. Grappig detail is dat de boom omgekeerd gebruikt wordt, in de zin dat de top uiteindelijk in de grond gezet wordt en dat de onderkant van de stam de bovenkant van de paal wordt. Een van de wortels wordt bewerkt tot een soort vaandel wat fier schuin omhoog steekt (de naam voor dit deel van de bisjpaal is 'tsjemen', wat letterlijk 'penis' betekent, en ook uit de afbeeldingen van de mensen blijkt een verfrissend gebrek aan preutsheid). Als de bisjpaal klaar is, wordt deze neergezet. Uit het vellen van de boom en het maken van de bisjpaal wordt veel kracht gehaald en als de paal en daarmee het bisjritueel voltooid zijn, is de balans hersteld en kunnen de geesten alsnog naar Safan.

Het is nog de moeite van het vermelden waard dat een van de onderdelen van bisjritueel het koppensnellen was, dus dat je vrolijk (of dan toch in elk geval strijdlustig) naar een rivaliserend dorp trok, daar een aantal mensen over de kling joeg en hun hoofden -en daarmee hun kracht- mee terug voerde naar je eigen dorp. Het feit dat dat dorp dan vervolgens ook weer de balans moet herstellen en weer op wraaktocht naar je eigen dorp ging, zorgde ervoor dat je je de komende generaties in elk geval niet hoefde te vervelen. Het koppensnellen is overigens , alweer geruime tijd verboden, iets wat door een deel van de bevolking stiekem misschien nog wel steeds betreurd wordt.

Terug naar de tentoonstelling. Het Tropenmuseum had voor deze tentoonstelling een deel van de hal helemaal afgesloten met grote doeken, zodat je echt een apart deel had voor het woud van bisjpalen. Door de dimme belichting en de muziek -een mengeling van oerwoudgeluiden, ritueel gezang en ook deels geluiden van de beelden van het vervaardigen van een bisjpaal, geprojecteerd op het doek- zorgden ervoor dat Safan toch wat dichterbij leek te komen. Met hun hoogte van soms elf tot twaalf meter zijn de bisjpalen van zichzelf ook al bepaald indrukwekkend en het is goed te zien hoeveel tijd er in het maken van zo'n paal werd gestoken (het bisjritueel duurt ongeveer zes weken).

Het Tropenmuseum promoot de tentoonstelling onder andere met de inschatting dat dit misschien wel de enige keer is in Nederland dat er zoveel bisjpalen bij elkaar te zien zijn. Dat wordt echter meteen weer gerelateerd door een uitspraak van een van de onderzoekers wier werk ten grondslag ligt aan de tentoonstelling.

"De Asmat bewaren de beelden in hun hoofd, wij stoppen ze in musea."

 

Op de site van het Tropenmuseum (www.tropenmuseum.nl) is meer informatie te vinden over de tentoonstelling zelf.

Kerstmis

Onze dochter is nu tweeeneenhalf. Gingen de afgelopen kerstmissen nog aan haar voorbij, dit jaar is dat anders. Haar wereld is groter, haar begrip is groter. Vooral op tv is het kerst voor en kerst na. Dat begint al bij de Teletubbies, gevolgd door het Zandkasteel en de Tweenies. Neem daarbij de kerstversieringen in de winkels en het is duidelijk. Om kerstmis kunnen we dit jaar niet meer heen. Op de eerste plaats betekent dat natuurlijk een boom in huis. Maar dan? Wat dan?

 Als we christelijk of ietsistisch waren was het eenvoudig. Kerstal, mooi verhaaltje erbij, eventueel naar de kerk en op de een of andere manier druppelt er wel wat betekenis door. Maar wij zijn heidens. Christus is onze god niet, en zijn geboorte vinden we niet echt belangrijk. Kerst is dat in deze maatschappij echter wel. En om dat te laten verworden tot een feest van eten en drinken was iets dat ons allebei tegenstaat. Niet vieren vinden we ook geen optie, Wij willen dat deze dagen inhoud hebben. Een inhoud waar wij iets mee kunnen. Dus met kerst vieren we de winterzonnewende. We gaan op kerstmorgen een ritueel doen, en daarna is het feest. En we zullen ook zeker het woord Joel gebruiken.

Maar waarom niet gewoon met Midwinter? Verschillende redenen. Midwinter zelf is lastig praktisch te plannenvanwege werk en later school. De meeste mensen die een ritueel doen met midwinter doen het dus vaak rond Midwinter in een weekend. Kerst vieren ze echter wel, want de meeste heidenen hebben geen heidense familie. Wij zijn echter een heidens gezin. En hebben dus de mogelijkheid om deze twee toch speciale dagen in plaats van een halfheidense inhoud – want ze zijn natuurlijk niet voor niets rond Midwinter – een compleet heidense inhoud te geven. Kerstfeest: de terugkomst van het licht.


 

Op zoek naar een heidense ethiek…

©Aswulf, 2001

"Een wereldbeschouwing bestaat uit twee componenten. Aan de ene kant is er een intellectueel aspect: hoe zit het heelal in elkaar? Hoe is het menselijk leven ontstaan? Wat is de relatie van mens tot dier en tot de omringende natuur? Hoe verhoudt de mens zich tot de gemeenschap waarin hij leeft? Aan de andere kant is er een existentiële component: welke levenshouding moeten we kiezen? Welke moraal moeten we aanvaarden? Welke maatschappijvorm staan we voor? Hoe zin te geven aan ons leven?"

Dit citaat uit het ‘Atheïstisch Manifest' van Herman Philipse zette mij aan het denken. Als heiden1 heb ik een duidelijk beeld van het intellectuele aspect, ook al is dit beeld soms dubbel. Ik zal de wetenschappelijke verklaringen niet tegenspreken, maar mijn wereldvisie wordt mede gekleurd door de rijke symboliek van onze mythologie. Uiteraard denk ik ook antwoord te hebben op de existentiële vragen. Maar is er echt sprake van een heidense moraal? Bestaat er zoiets als een heidense ethiek? Of heb ik slechts de prevalerende christelijke normen en waarden overgenomen?

ETHIEK EN MORAAL

Om te beginnen wil ik duidelijkheid in de terminologie verschaffen. Normen en waarden zijn de algemeen geaccepteerde ideeën en gedragingen die binnen een categorie van personen heersen en waarnaar zij zich kunnen of moeten richten. De term moraal wordt gebruikt om de voorstellingen van goed en kwaad van een groep of een individu aan te duiden. Ethiek, daarentegen, is een tak van de wijsbegeerte die handelt over de zedelijke begrippen en gedragingen. De ethiek bestudeert dus die moraal, en stelt er vragen over, zoals wat de betekenis is van goed en kwaad. Verder probeert de ethiek naar richtlijnen of oriëntatiepunten te zoeken voor het beantwoorden van de vraag ‘hoe leef ik goed?'. Want om deze vraag draait het uiteindelijk.

GOED EN KWAAD

In de meest simpele vorm gaat ethiek over het beantwoorden van de vraag: wat is goed en wat is kwaad? De meeste mensen hebben een natuurlijke besef hiervan: het is kwaad te moorden en te stelen, het is goed je buurman te helpen. Goed en kwaad zijn ook cultureel gebonden; in Amerika is het goed zoveel mogelijk geld te verdienen, voor de aboriginals is het goed de liederen van hun voorouders te zingen. Maar wat betekent goed en kwaad eigenlijk voor mij als hedendaagse heiden?

Laten we eerst onderzoeken wat deze begrippen voor onze verre voorouders betekenden. Volgens de Oxford English Dictionary, stamt goed van het Proto-Germaans *god-, "samenbrengen, zich verenigen". The American Heritage Dictionary geeft als etymologie het Proto-Germaans *gódanaz, afgeleid van het Proto-Indo-Europees *ghedh-, "zich verenigen, deelnemen, passen". De oorspronkelijke betekenis van het woord zou dan misschien kunnen luiden: "hetgeen wat passend is voor de gemeenschap." Het woord kwaad kunnen wij echter niet terugvinden in de oude Germaanse talen. Dit woord stamt af van het Oud Hoogduits quât, met als mogelijke betekenis "vuil", en heeft misschien een verband met het Litouws gěda "schande, oneer" volgens J. de Vries. Het huidige woord euvel, nauw verwant met het engelse evil, stamt van het Proto-Germaans *ubilaz, "overschrijden van gepaste grenzen", zelf afgeleid van het Proto-Indo-Europees *upo-, "van onderen op". Dit beknopte etymologische overzicht maakt mijn inziens duidelijk dat de begrippen goed en kwaad nauw samenhingen met de Germaanse sociale structuur, en met name met de grens tussen de gemeenschap, de inanngarðs (letterlijk "binnen de omheining") en de wildernis daarbuiten, de útangarðs ("buiten de omheining")2 . In zekere zin kunnen we zeggen dat goed zijn bron in de gemeenschap vindt, datgene wat de gemeenschap versterkt en orde geeft. Kwaad daarentegen is hetgeen wat de samenleving bedreigt, de wanorde die er buiten heerst.

WET EN RECHT

Nauw verbonden met het concept goed zijn de concepten recht en wet. Recht wordt vaak gebruikt als synoniem voor goed, evenals wet en recht bijna synoniem van elkaar zijn. Etymologisch wordt wet afgeleid van het gotisch witan ‘zien, waarnemen', en onder de oorspronkelijke betekenissen van recht vinden wij ‘in een rechte lijn bewegen', maar ook ‘richten, besturen'. De wet is dan hetgeen wat ‘waargenomen', of beter, in acht genomen moet worden om het goed van de gemeenschap te waarborgen. Recht vormt de richtlijn, de ‘rechte lijn' die het individu moet volgen om de wet in acht te nemen. Of met andere woorden, de wet vormt de omheining die het goed (of de inanngarðs) van de wildernis scheidt, en recht is de maatstaf die het mogelijk maakt individuele handelingen te beoordelen.3

Net als in onze huidige samenleving, speelden wet en rechtspraak een belangrijke rol voor onze voorouders. Dit wordt telkens bevestigd, zowel in de vroege schriftelijke bronnen waaronder de Germania van Tacitus, als in de veel later opgetekende IJslandse saga's. Opmerkelijk genoeg bestond voor de Germaanse volkeren geen onderscheid tussen wetten en gebruiken. Sterker nog, het oud-Friese woord ewa betekende niet alleen ‘wet' en ‘gebruik', maar ook ‘religie'. De scheiding tussen het alledaagse en het heilige4 was voor hen ondenkbaar, ze waren onlosmakelijk met elkaar verweven. Het in acht nemen van de wetten garandeerde niet alleen de sociale harmonie, maar ook de kosmische orde.

WETTEN, OERLAGEN, EN HET LOT

Centraal in de wereldvisie van onze voorouders staat de wereldboom Yggdrasil, een boom zo groot dat de negen werelden van goden, mensen en andere wezens zich erin bevinden. Onder een van de wortels van deze boom ligt de bron van Urdr, en met het water uit deze bron zorgen de Nornen voor de boom. Dit water is zo heilig dat de takken en bladeren niet afsterven en verrotten, maar groen blijven.

Maar wie zijn deze Nornen, en wat is hun functie? Het zijn de Germaanse lotsgodinnen, de drie godinnen Urdr, Verdande en Skuld. Hun namen worden vaak vertaald als ‘Verleden', ‘Heden', en ‘Toekomst', maar een meer geschikte vertaling luidt ‘Wat is geworden', ‘Wat in wording is', en ‘Wat zal/moet worden'. Buiten hun functie Yggdrasil te verzorgen, wordt er van hen gezegd dat zij ‘leven kiezen voor de mensenzonen' (líf kjósa), dat zij ‘wetten maken' (lög leggja), en dat zij ‘het lot spreken (of schrijven) (ørlög segja)'. Deze taken kunnen we zien als verschillende aspecten van een fundamentele functie: zorgen voor de structurele integriteit van de kosmos zoals vertegenwoordigd door het beeld van de wereldboom. We kunnen zelfs zeggen dat ‘wetten maken' of ‘lot spreken' gelijk staat aan het verzorgen van de boom.

Het moge duidelijk zijn dat deze twee begrippen bijzonder belangrijk zijn in de Germaanse samenleving. Om deze concepten beter te begrijpen, is het zinvol om de Oudnoorse termen ervoor toe te lichten. De algemeen geaccepteerde betekenis van lög leggja is ‘wetten maken', maar de letterlijke betekenis van deze uitdrukking is ‘het neerleggen (of plaatsen) van lagen'. Het zelfde idee van lagen vinden we terug in de Oudnoorse uitdrukking ørlög segja die letterlijk ‘de oerwetten (of oerlagen) uitspreken' betekent. Voor onze voorouders vloeide de wet voort uit het verleden, uit de geaccumuleerde lagen van gebruiken, eerdere rechtspraken en gewoonterecht5 . Het lot vindt eveneens zijn oorsprong in het verleden, maar dan uit de gebruiken, zeden en daden van het individu, de sibbe, en de hele stam. Het lot is de oerwet die de kosmische orde bindt, de eerste, oorspronkelijke en belangrijkste wet.

HET LOT EN INDIVIDUELE VERANTWOORDELIJKHEID

In de heidense wereldvisie speelt het lot een belangrijke rol. In de saga's komt het thema van het lot zo vaak voor dat ik het als een van de meest centrale concepten van Asatru beschouw. Maar wat houdt dit concept eigenlijk in?

Tijd wordt meestal beschouwd als bestaande uit drie onafhankelijke delen: het heden, het verleden en de toekomst. Voor de Germanen bestond het begrip ‘toekomst' echter niet als zodanig. Voor hen was de toekomst onlosmakelijk verbonden met het heden en het verleden, een constant ‘in wording zijn' van hetgeen reeds in het heden en verleden aanwezig was. Deze beschouwing is heden ten dage nog in onze taal terug te vinden: in tegenstelling tot de Romaanse talen moeten we gebruik maken van hulpwerkwoorden om de toekomstige tijd van werkwoorden te vormen. De toekomst wordt dus bepaald door wat vooraf ging, de oerlagen of örløg. In de saga's komen wij dit woord vaak tegen, meestal in een zeer fatalistische samenhang: geen mens kan aan zijn örløg ontkomen.

Hierdoor zou men gauw kunnen denken dat deze wereldvisie zeer deterministisch is; dat wil zeggen dat alles wat gebeurt vooraf bepaald is. Het logische gevolg hiervan is dat de mens geen keuzevrijheid kent, en dus geen verantwoording voor zijn daden hoeft af te leggen. Maar niets is minder waar. De oerlagen zijn namelijk niet statisch, zij worden constant aangevuld door onze woorden en daden in het heden. Om een analogie te gebruiken: het bestaan van een mens kan met een boom vergeleken worden. De wortels van de boom liggen in de oerlagen; de stam en de takken zijn in het verleden ontstaan. De bladeren en twijgjes bestaan in het heden, maar zijn afhankelijk van de rest van de boom. Zij zorgen ervoor dat dauw en regen terug naar de wortels gevoerd worden, en als zij eraf vallen verrijken zij de aarde die de wortels voedt. Deze voeding wordt vervolgens door de boom opgenomen om nieuwe bladeren, twijgjes en vruchten voort te brengen.

Een beeld dat vaak terugkomt in de Germaanse dichtkunst als over het lot gesproken wordt is weven. De schering (verticale draden van het weefwerk) vormt het kader, de context waarin een leven zich afspeelt – de oerlagen in de breedste zin van het woord. De inslag (horizontale draden) zijn de lagen van het verleden: reeds gesproken woorden en daden die een mens al verricht heeft. Handelingen en keuzes in het heden voegen telkens weer een nieuwe draad aan het weefwerk toe. Deze nieuwe draden zullen nooit de reeds ingeweven draden kunnen veranderen, maar het resulterende patroon ligt nooit vast. Nieuwe motieven kunnen aan het weefwerk toegevoegd worden; een reeds begonnen motief kan ingrijpend veranderen door gebruik van andere kleuren.

Het fundamentele terugkerende element in deze analogieën voor het lot is de wisselwerking tussen de mens en zijn oerlagen. De mens kan zijn lot beïnvloeden, hij ondergaat het niet passief. En voor mij is het gevolg hiervan dat de mens mede verantwoordelijk is voor zijn lot. Het patroon van de oerlagen kan weliswaar zo sterk zijn dat het bijna niet te beïnvloeden valt (denk bijvoorbeeld aan een honderd jaar oude boom die verplaatst moet worden ), toch heeft de mens de keuze over hoe hij met zijn lot omgaat. En misschien moeten wij de uitdrukking ‘geen mens kan aan zijn örløg ontkomen' als volgt lezen: "Ik ben voor mijn lot verantwoordelijk; zelfs als ik er niets aan kan veranderen, kan ik in ieder geval het beste ervan maken!"

SOCIALE MORAAL EN GEZOND VERSTAND

Goed en kwaad, zeden en gewoonten, wet en recht, het lot… een heel systeem van onderling verbonden concepten die, mijn inziens, de basis vormden voor de morele opvattingen van de Germaanse stammen. Het waren de bouwstenen van hun samenleving, de materialen waarmee de gemeenschap, de inanngarðs, gebouwd was. En ook al had de boer op zijn akker misschien geen bewust besef van deze theoretische concepten, zijn hele levenswijze was er van doordrongen. De moraal van onze voorouders was voornamelijk een sociale moraal die de cohesie van hun gemeenschap garandeerde.

In tegenstelling tot andere culturen bestaan er geen handschriften waarin de Germaanse morele opvattingen staan opgetekend. Wel is een aantal gedichten bewaard gebleven waarin wij sporen van hun morele gedachtegoed kunnen terugvinden. Het voornaamste voorbeeld hiervan is de Hávamál, waarin een reeks goede raadgevingen te lezen is die wij vandaag de dag nog ter harte kunnen nemen. Het is geen lijst van geboden, maar het zijn vernuftige adviezen die blijk geven van gezond verstand.

"Geen betere last draagt een man op zijn pad
dan een gezond stel hersens
in een vreemd land is dat beter dan rijkdom
het biedt een arme drommel zelfs onderdak."6

Kenmerkend voor deze raadgevingen en adviezen is hun uiterst pragmatische karakter, een element dat ook regelmatig in de saga's opduikt. In mijn ogen zijn dit pragmatische karakter, samen met de belangrijke plaats die het lotsbesef inneemt, de twee meest typerende kenmerken van de moraal van onze voorouders. En misschien moeten we juist in deze twee elementen de sleutel voor een moderne heidense ethiek zoeken.

PRAGMATISCHE ETHIEK

Een in mijn ogen zeer interessant stuk voor Asatru is het essay "Pragmatic Ethics" door Hugh LaFollette. Zijn benadering van het vraagstuk moraal en ethiek vertoont op vele punten overeenkomsten met de heidense gedachtegang zoals ik die hierboven geschetst heb.

Deze schrijver ziet moraal als een gewoonte, te vergelijken met bijvoorbeeld lopen. Als we als kleine kinderen leren lopen, zijn we daar zeer bewust mee bezig, en is onze geest daar helemaal op gericht. Daarna schenken we er geen aandacht meer aan, tenzij we door omstandigheden gedwongen worden opnieuw te leren lopen. Denken is ook zo'n gewoonte. Het is een ingewikkeld proces, en ook al realiseren we ons dat niet, het kost tijd en moeite om te leren denken. Wanneer deze processen eenmaal geleerd zijn, vormen ze deel van onze dagelijkse, onbewuste, activiteiten.

Maar gewoontes ontstaan niet zomaar. In zekere zin kunnen we zeggen dat gewoontes het verleden naar het heden overdragen. Ze zijn het product van verschillende factoren, zoals bijvoorbeeld de sociale omgeving of ervaringen in het verleden. Dit betekent niet dat wij geen controle over onze gewoontes hebben. In tegendeel, we zijn voor onze gewoontes verantwoordelijk: we kunnen onze gewoontes veranderen, of nieuwe gewoontes leren. Uiteraard gaat dit niet vanzelf, bewuste keuzes en corresponderende actie zijn vereist om dit te bereiken.

In deze context kunnen we ook het moraalbesef als een gewoonte zien. Meestal nemen we beslissingen op het moment zelf, zonder bewust de ethische implicaties ervan te overwegen. Als iemand in de bus opstaat om zijn plaats aan een slecht-ter-been persoon af te staan, gaat hij niet eerst peinzen of dit een ethisch juiste beslissing is. Het is een spontane, voor hem normale reactie op de situatie. Als je hem zou vragen waarom, zal hij waarschijnlijk antwoorden "Dat doe je gewoon, zo hoort het." Met andere woorden, het is voor hem een gewoonte.

Morele gewoontes moeten wij niet zien als simpele, alleenstaande handelingen, maar eerder als een georganiseerde serie van verschillende processen die tot een bepaalde handeling leiden. Deze gewoontes worden sterk beïnvloed door het verleden, met name door de sociale en culturele omgeving. Maar net als voor andere gewoontes, zijn we uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor ons moraalbesef. Volgens LaFollette, betekent dit dat we constant onze morele opvattingen zouden moeten evalueren en, indien nodig, herzien. Waar de consequenties van een morele beslissing niet overeenkomen met het beoogde resultaat, kunnen we het onderliggende moraalbesef van het beslissingsproces in twijfel trekken. En als de omstandigheden veranderen, dient de vraag zich aan of onze morele gewoontes ook niet aangepast moeten worden.

Pragmatische ethiek is niet gebaseerd op een lijst van absolute morele standaarden, gedicteerd door een almachtige en alwetende god, zoals wij dat kennen van de grote monotheïstische godsdiensten. Pragmatische ethiek legt de verantwoordelijkheid voor moraalbesef bij het individu, en erkent en respecteert de verschillen tussen mensen, culturen en omstandigheden. Morele vooruitgang ontstaat door ervaring en discussie, niet door proclamaties van hoger hand.

HET LOT EN ETHIEK

Ik zie een grote overeenkomst tussen de pragmatische ethiek zoals geformuleerd door Hugh LaFollette en het principe van het lot zoals ik het hierboven beschreven heb. Met name het concept van gewoontes wordt weerspiegeld in, en aangevuld door, het Germaanse lotsbesef. Dit zijn dan ook naar mijn mening de pijlers van een heidense ethiek.

Het lot is een van de meest fundamentele krachten die ons leven beïnvloedt en vorm geeft. Diverse elementen, zoals de sociale en culturele omgeving, erfelijkheid, keuzes en daden in het verleden, maken deel uit van de oerlagen van een individu. Deze oerlagen kunnen wij vergelijken met het patroon dat reeds op een weefgetouw geweven is: ze kunnen niet veranderd worden, en ze bepalen gedeeltelijk hoe de rest van het patroon eruit gaat zien. Het individu blijft echter, in mijn ogen, mede verantwoordelijk voor zijn lot. Door zijn acties en keuzes kan hij namelijk veranderingen in zijn lot brengen.

Moraal maakt ook in zekere zin deel uit van de oerlagen. Het moraalbesef van een individu zal zijn woorden en daden kleuren, en dit zal natuurlijkerwijs van invloed op diens lot zijn. Stel dat een werknemer beschuldigd wordt van grove nalatigheid. Deze werknemer staat bovendien bekend als iemand die regelmatig liegt over kleine dingen. Vanwege zijn leugenachtige verleden, zijn oerlagen, loopt hij het risico dat er weinig waarde aan zijn uitspraken wordt gehecht, met als gevolg dat zijn carrière stagneert.

Het is bijna onmogelijk te voorspellen wat voor invloed het moraalbesef van een persoon op diens lot kan hebben. Sommige woorden en daden lijken triviaal, terwijl ze verregaande consequenties kunnen hebben, en andersom. Meestal is het pas achteraf mogelijk te zeggen wat de gevolgen van een keuze waren, en aan die keuze kunnen we uiteraard niets meer veranderen. Wel kunnen we leren van het verleden, en zorgen dat we in een soortgelijke situatie een betere beslissing nemen. Als een in mijn ogen ‘verkeerde' beslissing het gevolg van mijn moraal is, is het mijn verantwoording om die moraal aan de kaak te stellen, en desnoods aan te passen.

Maar een mens leeft niet in een vacuüm: zijn acties en handelingen zijn in constante interactie met de rest van zijn omgeving. Sterker nog, het individu heeft niet alleen invloed op zijn eigen oerlagen, maar ook op de oerlagen van het grotere geheel. Zo kunnen bijvoorbeeld de keuzes van een ouder het leven van een kind beïnvloeden, of de acties van een kleine groep milieuactivisten het nationale bewustzijn veranderen. Een beeld om deze interactie weer te geven is dat van een spinnenweb. Elk punt van het web is verbonden met alle andere punten, ook al is de relatie tussen twee punten niet altijd even duidelijk te traceren. En als wij een punt van het web in beweging brengen, door bijvoorbeeld erop te blazen, trilt het gehele web mee. Met andere woorden: onze keuzes en daden hebben niet alleen consequenties voor onszelf, maar (in meer of mindere mate) voor alles om ons heen.

Heidense moraal en lotsbesef zijn in mijn ogen niet van elkaar te scheiden. De oerlagen, die ook mijn morele standaarden en mijn normen en waarden omvatten, hebben een invloed op mijn keuzes. Maar ik, en niemand anders, draag uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor de gevolgen ervan, en dus ben ik moreel verplicht om over de mogelijke gevolgen van mijn daden na te denken. Zoals onze voorouders het zouden zeggen: ‘þu bist þin dæda'. Je bent je eigen daden.

  1. In dit artikel gebruik ik de termen ‘heiden' en ‘heidens' als synoniem voor Asatru…<terug>
  2. Een soortgelijke tegenstelling vinden wij ook terug in de Noordse kosmologie. Utgard is de chaotische wereld van reuzen en trollen, wreed en vijandelijk. Binnen de omheining bevinden zich Midgard en Asgard, de werelden van mensen en goden.<terug>
  3. Voor een uitvoerige discussie over deze concepten en hun onderlinge verwantschap, zie Eric Wodening: We are our Deeds.<terug>
  4. Het woord ‘heilig' vindt zijn oorsprong in het proto-Indo-Europees *kailo-, ‘ongedeerd, heel'.<terug>
  5. In IJsland, bijvoorbeeld, moest de wetspreker elk jaar één derde van de wetten opsommen. Als een wet drie keer achter elkaar vergeten of overgeslagen werd, kwam die te vervallen. Het was dus duidelijk in het belang van de gemeenschap om de wetten te onthouden en ‘onderhouden'.<terug>
  6. Lied Edda, Hávamál 10 – vertaling Marcel Otten. <terug>

Bronnen

  • Atheïstisch Manifest – Herman Philipse
    Prometheus, Amsterdam 1998
  • Introduction to Philosophy, A christian perspective – Norman L. Geisler & Paul D. Feinberg
    Baker Book House, Grand Rapids, Michigan 1997
  • Metaphysics – Richard Taylor
    Prentice Hall, New Jersey 1992
  • Etymologisch woordenboek – J. de Vries & F. de Tollenaere
    Het Spectrum, Utrecht 1997
  • Germania – Tacitus, vertaling van J. W. Meijer
    Ambo 1992
  • The Viking Achievement – Peter Foote & David M. Wilson
    Book Club Associates, Londen 1974
  • Vikingernes Verden – Else Roesdahl
    Gyldendal, Kopenhagen 1989
  • The Well and the Tree – Paul Bauschatz
    The University of Massachusetts Press, Amherst 1982
  • We Are Our Deeds – Eric Wódening
    Theod, Watertown New York 1998
  • Ethical Theory – Hugh LaFollette
    Blackwell, Oxford 2000
    http://www.stpt.usf.edu/hhl/papers/pragmati.htm
  • Teutonic Heathenry and Deweyan Ethics: Are They Compatible? – Terry A. Coker
    Theod Magazine, Watertown New York 1997
  • What is Wyrd? – Arlea Æðelwyrd Hunt-Anschütz
    http://www.wyrdwords.vispa.com/heathenry/whatwyrd.html

 

Gebeden

© Aswulf, 2004

In een van haar artikelen stelt Frigga Asraaf zich een aantal vragen over het bidden binnen het Germaans heidendom. Eén passage in het bijzonder heeft mij aan het denken gezet: “Af en toe lijkt het mij best handig. Een boek uit de kast trekken en daarin precies verwoord vinden wat ik op dat moment wil zeggen”.

Het sprak tot mijn verbeelding: een handig klein boekje in donkerblauw leer ingebonden, met een hamer of valknut in goud op de voorkant gedrukt en gebeden voor allerlei gelegenheden erin. Helaas, zo’n boekje bestaat niet, nog niet. Men zou zelf gebeden kunnen verzinnen en schrijven. Maar waar begin je met zoiets? Er bestaan immers geen gebeden uit de heidense tijd. Toch?

Toen moest ik ineens denken aan een ritueel dat we eens hadden uitgevoerd. Daarin gebruikten wijeen stuk uit de Sigdrifumal, één van de heldenliederen uit de Lied Edda. Een stuk dat eigenlijk verdacht veel op een gebed lijkt.

Heil U, dag!
Heil U, zonen van dag!
Heil nacht en haar zusters!
Blik nu goedgunstig op mij,
Geef de zittenden zege.

Heil goden!
Heil godinnen al!
Heil vruchtdragend veld!
Spraak en verstand schenk mij beiden,
En handen met helende kracht.

Deze twee stanza’s ben ik vervolgens een tijdje elke ochtend in mijn tempel een paar keer gaan reciteren, een soort proefrit als het ware. En ja hoor, het werkt. Nu zullen er ongetwijfeld mensen zijn die gaan vragen wat ik daarmee bedoel. Het antwoord is eigenlijk vrij eenvoudig. Ik word mij bewust van het moment, een speciaal moment waarop ik dichter bij de goden kom. Ik word mij ook bewust van wat ik nodig heb, voor die dag en andere dagen. Goed verstand om dingen door te denken. De juiste woorden om die gedachten te kunnen formuleren; een positieve, creatieve, benadering; en ten slotte het vertrouwen in de goden alsmede in mijn eigen macht en kracht, zodat dingen goed komen.

Nu ik een model had voor een heidens gebed, begonnen de ideeën te vloeien. Dat is tenslotte niet zo verbazingwekkend als je elke dag om spraak en verstand vraagt. Gebaseerd op het bovenstaande stuk uit de Sigdrifumal, heb ik een aantal nieuwe stanza’s verzonnen. Ze zijn vrij algemeen en dus ook toepasselijk voor vele situaties. Ze kunnen bijvoorbeeld met elkaar gecombineerd worden om een langer gebed te vormen dat je elke ochtend herhaalt, maar ze kunnen ook afzonderlijk als kort gebed op zich gebruikt worden, of als onderdeel van een ritueel.

Heil U, Thor!
Heil U, Donderaar!
Heil U, meester van Mjöllnir!
Schenk mij macht en moed,
Opdat ik mijn daden kan doorzetten.

Heil U, Freya!
Heil U, Vanadis!
Heil U, Vrouwe van liefde!
Een open hart schenk ons beiden,
En ogen om de liefde te zien.

Heil U, Odin!
Heil U, Gangleri!
Heil U, wijze wensvader!
Schenk mij wijsheid en inzicht,
Een heldere geest in mijn werk

Heil U, Loki!
Heil U, Laufeys zoon!
Heil aan je lichtzinnige lach!
Schenk mij scherp inzicht,
En de gave over mijzelf te lachen!

Gebaseerd op hetzelfde model heb ik ook een paar gebeden gecomponeerd voor specifieke situaties. Een gebed aan Nehelennia, bijvoorbeeld, heb ik geschreven naar aanleiding van een zakenreis. Twee duizend jaar geleden werd zij aangeroepen voordat men de overtocht naar Engeland ondernam; waarom dan niet in het huidige tijdperk? Ik ervaar het als zeer toepasselijk en prettig om een paar minuten aandacht aan haar te schenken voor mijn vertrek. Ook al is een vliegreis heden ten dage geenszins even gevaarlijk als een zeereis toen.

Heil u, Nehelennia,
Heil u, nobele vrouwe,
Heil u, reizigers toeverlaat,
Houd de reizenden onder uw hoede,
En schenk ons een veilige vlucht

Heil u, Odin!
Heil u, Sanngetal!
Heil u, Ritser van Runen!
Maak helder de lagen van mijn lot,
Wijs mij de wendingen van Wyrd!

Heil U, Nornen!
Heil U, dochters van Wyrd!
Heil U, Urd, Verdande en Skuld!
Met woord en daad spin ik nieuwe draden,
Neem deze draden, weef ze in mijn lot!

Een kort gebed schrijven zoals de bovenstaande voorbeelden is vrij eenvoudig. Het model dat ik gebruikt, gaat als volgt:
Heil U, [God/Godin]
Heil U, [andere naam voor die God/Godin]
Heil U, [omschrijving van die God/Godin]
[Wens 1 (Schenk mij…)]
[Wens 2 of uitleg van wens 1]

Natuurlijk is dit model slechts een richtlijn, een soort basisstructuur die iedereen kan aanpassen om gebeden te schrijven die voor de eigen situatie toepasselijk zijn. Het gebed aan de Nornen, bijvoorbeeld, wijkt enigszins af van bovenstaand model. Wat ik wel belangrijk vind als ik een gebed schrijf is om te proberen dezelfde toon te creëren als in de oud-noordse gedichten die we bijvoorbeeld in de Lied Edda vinden.
Dat houdt in dat ik geen eindrijm gebruik, maar stafrijm, ook alliteratie genoemd. Dit is een rijmvorm waar klanken (voornamelijk medeklinkers) zich herhalen binnen een couplet of regel van het gedicht, zoals de w-klank in het volgende voorbeeld: “Woest waait de wind door Wodans woud…”
Een ander belangrijk aspect is het gebruik van kenningen, oftewel dichterlijke omschrijvingen. Een voorbeeld hiervan is “Meester van Mjöllnir”; dit is een kenning voor Thor. Een kenning verwijst naar één of meerdere karakteristieken of attributen van de god of godin die omschreven wordt. Door het gebruik van kenningen creëer je als het ware een breder beeld van de god of godin aan wie het gebed opgedragen is. In het geval van een god met meerdere aspecten maken de kenningen duidelijk tot welk aspect wij ons wenden. De regels “Heil u, Odin! Heil u, Sanngetal! Heil u, Ritser van Runen” verwijzen bijvoorbeeld naar Odin als runenmeester.

Bovenstaand model voor gebeden heeft een beperking. De individuele strofes zijn vrij kort, waardoor het niet altijd mogelijk is datgene wat men wenst uit te drukken volledig tot uiting te brengen. Voor mij is het schrijven van korte gebeden een soort uitgangspunt geweest om te experimenteren met andere, langere gebedsvormen. Wel blijft ik gebruik maken van stafrijm en kenningen, ze vormen als het ware het fundament waarop het gebed opgebouwd wordt. Een paar voorbeelden:

Heil U, Ase met de bokken!
Machtige mensenmaat,
Meester van Mjöllnir,
Beschermer van Midgard,
Donar donderaar, heil!
Reuzen wil ik verslaan,
Dreigende draken bedwingen.
Geef mij kracht voor mijn gevecht,
Sta mij bij in mijn strijd!

Heil U Nehelennia,
Vrouwe van de Lage Landen,
Waar land met water samen speelt,
Waar de wind zee en strand streelt.
Heil U Nehelennia,
Vrouwe van vruchtbare velden,
Waar het golvend graan het oog verblijdt
Waar zoete appels de oogst verrijken.
Heil U Nehelennia,
Vrouwe van zee en kust,
Waar water het land leven geeft,
Waar water met het land samen leeft.

Heil U Nehelennia, nobele vrouwe,
Wodan wensvader, wees gegroet,
Heil Frey en Freya, Heer en Vrouwe!
Goden en godinnen, alfar en disir, heil!
Ik geef dank voor de goede dingen
Die dit leven dierbaar maken.
Voor de lucht die ik adem,
Voor de zon die op mij schijnt,
Voor de wind die mijn wangen streelt,
Geef ik dank
Voor het versgebakken brood,
Voor het fruit van het veld,
Voor het gouden bloed van de bijen,
Geef ik dank.
Voor de vrouw die ik lief heb,
Voor het blik in haar ogen,
Voor haar hoofd op mijn schouder,
Voor alle deze dingen
Geef ik duizendmaal dank

Natuurlijk zijn er vele andere inspiratie bronnen om gebeden te schrijven. In het voorgaande heb ik laten zie hoe ik fragmenten van goden- of heldenliederen uit de Lied Edda als basis neem voor een gebed. Ook gedichten van recentere aard, citaten van moderne auteurs, of pakkende replieken uit een film kunnen in een gebed verweven worden. Tenslotte gaat het niet om de vorm van een gebed, of het lang of kort is, of het met alliteratie en kenningen geschreven is. Het belangrijkste is dat een gebed het ons mogelijk maakt om die dingen uit te drukken die ons diep in het hart zitten, om hetgeen te verwoorden wat wij met de goden willen delen.

Bronnen

  • Saemundar Edda – Sophus Bugge
    Universitetsforlaget, Oslo 1965
  • Edda – vertaling Jan de Vries
    Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer 1994

“Quinctili Vare, legiones redde!”

Deze kreet ("Varus, geef me mijn legioenen terug!") werd aan de Romeinse keizer Augustus ontlokt toen hij het nieuws hoorde dat een Quinctilius Varus drie legioenen in de pan had laten hakken in het Teutoburgerwoud. Zoals een Duitser zei: “Maar goed ook, anders hadden we nu misschien allemaal wel Latijn gesproken.”. Wie weet.

Lang was het onbekend waar precies de beruchte veldslag had plaatsgevonden. Vele plaatsen werden onderzocht, maar afgeschreven. Ondertussen is men het er redelijk over eens dat deze heeft plaats gevonden in de omgeving van Kalkriese, een verder onaanzienlijk dorp in Duitsland.

Als enthousiast heiden moet je die plaats eigenlijk toch minstens één keer gezien hebben. De Negen Werelden, op terugreis uit Denemarken, kwam zo dicht langs die plek dat we het natuurlijk niet konden laten om te gaan kijken.

Een betere timing bleek haast niet mogelijk, want bij het museum werd precies die dag de tweede van twee ‘Römertage’, Romeinse Dagen, gehouden. Op het terrein om het museum waren een Romeins en Germaans kamp opgebouwd, waar krijgers en ambachtslieden moed, kunde en waren tentoon konden stellen. Huiden, hoorns, mede!, maar ook sieraden en aardewerk boden mensen de gelegenheid om een stukje sfeer mee naar huis te nemen. Daarnaast waren er demonstraties, waarbij vooral de ruiters een voortreffelijk stukje werk lieten zien. Als je ziet wat toegewijde liefhebbers al voor elkaar krijgen – en dat was echt niet misselijk! – dan krijg je toch ineens wel een heel accuut beeld van wat de geoefende troepen in die tijd voor elkaar moeten hebben gekregen.

Het museum zelf vertelt het verhaal van de ontdekking aan de hand van anecdotes, alsof je een blik krijgt in een verslag zoals dat van dag tot dag werd bijgehouden, of misschien wel een dagboek. Het geeft een bijna tastbaar beeld hoe Kalkriese als plaats van de ‘Varusslagt’ in beeld is gekomen. Het verhaal wordt ondersteund door hapklare informatie over niet alleen de vele vondsten, maar ook de wetenschap en archeologie die daaraan ten grondslag liggen.

Toch stemt het ook tot nadenken, als je ziet dat een plek waar in elk geval tien- tot twintigduizend man, misschien nog wel meer, zijn gevallen, zolang onbekend is gebleven. Of dat één van de redenen dat men de plek kon herkennen, was dat er zo ontzettend veel botten in de grond hadden gezeten dat de chemische samenstelling van de bodem merkbaar anders was. Het kan geen kwaad om af en toe eens bij dat soort dingen stil te staan.

Ondanks deze toch wat zwaarmoedige gedachte was het een uitstapje dat door de onverwachte bonus van de ‘Römertage’ dubbel en dwars de moeite waard was. En dan vergat ik bijna nog te melden dat de mede erg lekker was!

De Negen Werelden naar Yggdrasil

Soms krijg je onverwachte kansen. Dan hoor je via een Noorse vriend dat er in Denemarken een asatru-bijeenkomst wordt gehouden in een prachtig stuk bos dat eigendom is van een groep asatruers. En dan kun en wil je als Negen Werelden natuurlijk niet wegblijven.

Het is geen korte reis, helemaal niet als je omrijdt via Aken om mede te halen. Het wordt er niet makkelijker op als je in het bijna-donker aankomt en tenten moet opzetten terwijl je belaagd wordt door hordes hondsdolle muggen. Als je echter vlak daarvoor enthousiast begroet bent door mensen die hartelijk welkom heten terwijl het de eerste keer is dat je ze ontmoet, dan weet je wel waarom je die moeite doet. En als je dan de volgende dag, bij licht, ziet hoe mooi het bos is, dan ben je blij dat je de reis gemaakt hebt.

Het woud is niet alleen een betoverend stuk natuur met een eigen bron waar het water borrelend omhoog komt uit de grond, maar ook een sterke heidense plaats, waar in een cirkel omgeven door vier goden (Thor, Freya, Frey en Odin) en een raaf rituelen gehouden kunnen worden, hoorns gedeeld en offers gebracht.

De tenten moesten natuurlijk zelf opgezet worden, maar dat betekende zeker niet dat je aan je lot werd overgelaten. Voor de inwendige mens was uitstekend gezorgd met een ruime keus aan bier en mede (en frisdrank), er was hout voor een kampvuur en als klap op de vuurpijl voor zaterdag enorme stukken boven houtskool geroosterd vlees. Bijna alleen al daarom zou je naar Denemarken zijn gereden.

Zaterdagmiddag was het ritueel dat haast traditiegetrouw te laat begon. Er waren teveel mensen om allen tesamen het blot te vieren. Om dat op te vangen, waren de mensen in vier groepen opgedeeld, waarbij er speciaal voor de niet scandinavisch sprekenden een aparte groep was, waarvoor het ritueel in het Engels werd gehouden. Het ritueel was eenvoudig en krachtig. Bijzonder was de zogenaamde SMS-sumbel, waarbij de hoorn rondging, maar iedereen een dronk moest doen in de stijl van een SMS-bericht: kort en bondig. Het dwong ons om zonder opsmuk te spreken, wat tot bijzondere voordrachten leidde die soms met een vette knipoog werden uitgesproken. Al leken sommigen toch SMS en telegraaf door elkaar te halen… Een ander mooi gebruik, ook in dit ritueel in ere gehouden, was om het ritueel af te sluiten door iedereen te omhelzen. Het brengt je letterlijk in contact met mensen die je wellicht nog niet eerder hebt gezien en creëert daardoor een stuk verbondenheid.

Ondanks de voorspellingen (wind en regen voor zaterdag) ging het pas zondag regenen en zelfs toen niet hard. In de middag werden de tenten afgebroken en moest er afscheid genomen worden. En hoewel het nooit leuk is om goede mensen vaarwel te moeten zeggen, of om een mooie plek te moeten verlaten, werd dat toch een stuk draaglijker door de gastvrije uitnodiging om volgend jaar weder te keren.