Maandelijks archief: februari 2008

Rituele wapens

RITUELE WAPENS

door Stilleward

INLEIDING

Het zal de mensen die mij kennen niet ontgaan zijn dat ondergetekende wat met wapens heeft. Zwaarden in het bijzonder, maar ook wapens in het algemeen. Als je dan zowel met Asatru als met wapens bezig bent, is het verband makkelijk gelegd en kom je (ik dan toch) zonder moeite op ‘rituele wapens'.

Eerst zal ik iets dieper ingaan op wat van een wapen een ritueel wapen maakt en daarna zal ik een aantal van mijn rituele wa$pens de revue laten passeren.

DEFINITIE

Ritueel (znw):

1a) Handelingen die altijd op een gezette tijd en op dezelfde manier worden uitgevoerd, in het bijzonder als onderdeel van een godsdienstige of andere plechtigheid.
1b) Een specifieke verzameling van zulke handelingen.
Ritueel (bn): Van een ritueel, gedaan als ritueel.
Wapen (znw): 1) Een ding ontworpen of gebruikt voor het toebrengen van lichamelijke
schade/letsel.
2) Een actie of procedure om zichzelf te verdedigen of te verkrijgen wat men wil in een conflict of strijd.

Als je deze definities bij elkaar voegt, zou je voor een ritueel wapen ongeveer de volgende definitie kunnen opstellen:
Ritueel wapen (znw): Een wapen dat tijdens of voor een rituele plechtigheid wordt gebruikt om te verdedigen of om te verkrijgen wat men wil .
Al ben ik me natuurlijk zeer bewust van de beperkingen van een definitie, helemaal voor een onderwerp als dit.

MIJN VERZAMELING

Een enkeling kent wellicht (delen van) mijn verzameling, maar voor hen die deze niet kennen een korte beschrijving. Ik ben al een jaar of vijftien bezig met het verzamelen van wapens. In die tijd heeft heb ik een bescheiden verzameling opgebouwd die zich heeft uitgebreid van een zakmes en een klein jachtdolkje (ondertussen al lang geleden in de strijd overleden) tot een collectie zwaarden, dolken en messen, tezamen met wat bijlen, een kruisboog, twee speren, een goedendag en assorti rommel.

Dit zodat U weet welke soorten wapens ik tot mijn beschikking heb. Vuurwapens heb ik bijvoorbeeld dus niet meegenomen in dit artikel .

HOE WORDT IK EEN RITUEEL WAPEN?

Een vraag die in dit kader zeker gesteld moet worden, is hoe een wapen een ritueel wapen wordt. Daar is geen makkelijk of eenduidig antwoord op – dat zou ook al te simpel zijn.

De eerste mogelijkheid is dat je het simpelweg besluit. Op een goede dag sta je op, besluit je dat het een ritueel wapen wordt en vervolgens gebruik je het in een ritueel. Vaker zal het zijn dat je een ritueel wapen wilt hebben en daar naar op zoek gaat, tot je uiteindelijk iets tegenkomt en zegt: jij wordt het. Een aanverwante optie is natuurlijk het maken van je eigen rituele wapen.

Een tweede mogelijkheid is dat je een wapen hebt en dat je dat een keer in een ritueel gebruikt. Je wilt een runencirkel tekenen en pakt daar je mes voor, of je wilt een beschermende cirkel trekken en neemt daar je mooie zwaard voor. Wellicht dat het idee je bespringt, wellicht dat je niets anders/beters voorhanden hebt of misschien dat je bij een wapen al een tijd een gevoel hebt en dat een keer wilt uitproberen.

PERSOONLIJK

Met beiden heb ik ervaring. Nou scheelt het natuurlijk dat ik genoeg in huis heb om er niet persé op uit te hoeven om een ritueel wapen te gaan zoeken (niet dat dat mij zal tegenhouden, maar dat geheel terzijde). Ik zal hier wat dieper op ingaan bij de diverse individuele wapens die ik zo zal beschrijven. In het algemeen kan ik wel, met het nodige genoegen, zeggen dat de meeste van mijn rituele wapens gebruikt zouden kunnen worden als wapen, maar "in de handen van een goedgetrainde geheim agent is zelfs een stijf opgerolde Eppo een dodelijk wapen" . Overigens beschouw ik niet elk wapen wat ik tijdens een ritueel draag meteen als ritueel wapen.

MIJN RITUELE WAPENS

 

THOR'S HAMERS

Het is verleidelijk om te zeggen: iedere Asatruer zou er minstens één moeten hebben! Dat zal ik niet doen, want dat moet iedereen uiteindelijk gewoon zelf weten. Zelf heb ik twee ‘vaste' Thor's hamers, een grote en een kleine.

De grote is gemaakt van de kop van een kloofbijl, een idee wat ik met dankbaar enthousiasme van anderen heb afgekeken, en een steel van, als ik mij niet vergis, berkenhout. En nee, dat is niet omdat het persé berk moest zijn, maar omdat een vriend van me een stammetje had staan met een stuk wat lief naar me keek. Dit is de hamer die ik bijna altijd gebruik als ik een hamerrite doe. Het is een zwaar, solide wapen dat voor mij lekker vasthoudt en wat me ook buiten rituelen om vaak genoeg tot steun dient.

Deze hamer heb ik specifiek als Thor's hamer gemaakt en is in die zin dus vooral ritueel wapen – wat niet wegneemt dat ik het bij gelegenheid ook gebruik voor meer mondaine taken, zoals nootjes kraken of het vastzetten van een moker op een steel om, u raadt het misschien al, een nieuwe Thor's hamer te maken.

De kleine hamer heb ik gekocht op een vikingmarkt. Ik heb hem eerst als hanger gedragen en heb hem nu bij mijn sleutelbos hangen. Het is een forse hanger die ik af en toe voor een hamerrite gebruik als ik bijvoorbeeld de grote niet bij me heb. Ook deze heeft me buiten rituele context vaak genoeg tot steun en genoegen gediend. Ook deze heb ik voor dit ‘doel' gekocht.

Er is nog een derde hamer. Als onderdeel van mijn wapenverzameling heb ik een zogenaamde krijgshamer. De krijgshamer heeft een zware, botte kant (om iemand in harnas murw of zelfs knock-out te slaan) en een scherpe punt (om daarna op je gemak mee door het harnas van de murwgeslagene te meppen). Dit wapen is, als hamer, een enkele keer voor een hamerrite gebruikt. Het heeft als magisch wapen best wat in zijn mars, maar is nooit om die reden gekocht. Functie volgt hier vorm.

PATRU

‘Patru' is het oud-Assyrische woord voor ‘dolk'. Ik heb dat woord gebruikt als naam voor een houten dolk. Het hout is zogenaamd ‘bog-wood', wat letterlijk ‘moerashout' betekent. Dit is hout wat lange(re) tijd in een moeras heeft gelegen en daardoor bewaard is gebleven en, in dit geval, een mooie zwarte kleur heeft gekregen.

Patru is geen lief wapen. Toen ik het voor het eerst zag, was er meteen de associatie met middeleeuwse stiletto's. Dit zijn dunne steekdolken met nauwelijks een stootplaat en geen snijvlakken, maar met een des te scherpere punt. Dit type wapen was bedoeld om door maliënkolders of de kieren van een harnas te kunnen steken. Het was niet zoals bijvoorbeeld de saex (zeg maar: de viking-variant van het Zwitser legermes, of het Amerikaanse Ka-bar mariniersmes) een stuk gereedschap waar je toevallig ook mee kon vechten. De stiletto kon ook makkelijk verborgen gedragen worden in bijvoorbeeld de mouw of een laars. Toch is Patru zeker ook geen naar wapen. Net zoals de stiletto in sommige gevallen een laatste redmiddel was, is deze dolk niet uitsluitend een aanvalswapen. Wel is het een wapen wat niet licht opgepakt dient te worden. Voor aanval of verdediging, het is een wapen om een doel mee te bereiken, maar alleen als je bereid bent hard te zijn.

Vanwege materiaal en vorm is het nooit bedoeld als gebruiksvoorwerp in de meer pragmatische zin van het woord. Ik heb het gekocht omdat toen ik het wapen zag ik wist dat ik het wilde hebben -moest hebben. Het lag tussen drie andere, eveneens moerashouten, dolken, maar dit was de enige die tegen me sprak. Ik ben benieuwd naar het volle potentieel van het wapen, want voor mijn gevoel ben ik er nog nooit voluit mee gegaan. Er is nog nooit een (magisch/rituele) situatie geweest die gebruik van Patru nodig maakte. Ik merk ook dat ik er bij deze dolk veel meer dan bij mijn andere wapens op let door wie en hoe het wapen wordt opgepakt. De enige specifieke connotatie die de houten dolk in de loop der tijd heeft meegekregen, is een soort verband met Tyr, maar dan wel Tyr als oude oorlogsgod, die wanneer nodig bikkelhard op zijn doel afgaat.

ZWAARD

Het is een mooi, zij het voorlopig nog steeds naamloos, tweehands zwaard, met een dubbele bloedgeul. Het is semi-scherp en daarom helaas niet geschikt voor re-enactment vechten, al is het wel naar die standaard gesmeed. Het is een zwaard waar ik bijna twee jaar op heb moeten wachten, maar het is ruimschoots de moeite waard gebleken.

Bij dit wapen hoort een klein stukje voorgeschiedenis. Er is een periode geweest waarin ik nogal eens heb lopen mopperen dat het erop leek dat Tyr mijn zwaardenverzameling een beetje als zijn persoonlijke arsenaal gebruikte (wat uiteraard allemaal best wel meeviel, hoor). Nou is het natuurlijk een mooi compliment voor een verzameling als bijvoorbeeld iemand als Tyr zich ervoor interesseert, maar ik heb het probleem dat een eenmaal aan een god of godin gewijd wapen ophoudt een ‘normaal' wapen te zijn. Het maakt het voor mij moeilijker om het zomaar te pakken en vast te houden. En ik wil er toch wel een paar houden die echt van mij zijn. Nou was en ben ik heel blij met dit wapen, dus toen het erop leek dat deze ‘ook' weer naar Tyr zou gaan, was ik daar niet blij mee (ik druk mij hier iets eleganter uit). Totdat ik mij realiseerde dat het voornamelijk in mijn hoofd zat (het zal niet de eerste keer zijn). Uiteindelijk heb ik het wapen op midzomer aan Tyr en mijzelf gewijd. Tyr kan er gebruik van maken, maar het blijft ook mijn zwaard. En dat werkt tot nu toe best heel goed.

Het is geen wapen wat je makkelijk in een ritueel gebruikt. Het is bijvoorbeeld te groot om een runencirkel mee te trekken. Het is echter wel weer heel geschikt om bijvoorbeeld Tyr mee aan te roepen of wanneer je een krijgsritueel zou willen doen.

Ik heb dit wapen overigens niet gekocht met de bedoeling er een ritueel wapen van te maken. Eerder het tegenovergestelde. Toch is de uiteindelijke balans zeer naar tevredenheid. En het blijft een akelig mooi zwaard.

TWEE MESSEN

Er zijn twee messen die ik met regelmaat tijdens rituelen draag: mijn Sami-mes en mijn ‘pattern-welded ' saex. Beiden zijn messen die bij uitstek als gereedschap dienst kunnen doen. Zowel het Sami-mes zelfs nog in deze tijd als de saex in de Vikingtijd waren gebruiksvoorwerpen die je ook als wapen kunt en kon gebruiken. Vooral het Sami-mes heb ik gebruikt voor bekant alles -van het splijten van houtjes voor een vuur tot het openen van een bierflesje en het snijden van worst en brood. De saex gebruik ik aanmerkelijk minder, omdat het een vrij zeldzaam wapen is.

De saex is vooral een ritueel wapen geworden omdat het deel uitmaakt van mijn ‘kostuum', zoals bijvoorbeeld tijdens een midzomerritueel. Daarnaast vind ik het een erg mooi wapen en weet ik dat het een goed stuk werk is -ik ken de smid die het gesmeed heeft en het is niet het enige wapen wat ik van hem heb.

Het Sami-mes is een mes wat een vriend heeft meegenomen uit Finland, omdat het een type mes was wat ik graag voor mijn verzameling wilde hebben (ik had regelmatig bewonderend naar zijn Sami-mes zitten kijken). Groot was mijn vreugde toen het niet alleen een erg mooi, maar dus ook een erg praktisch mes bleek te zijn. Als ik mij het correct herinner, is de eerste keer dat ik deze bij een ritueel gedragen heb omdat ik het toch bij de hand had en omdat ik dacht "Waarom ook niet? Het is altijd handig een goed stuk staal bij je te hebben.". En dat is dan ook vooral het gevoel wat ik bij dit wapen heb: het is praktisch en dus ook heel geschikt voor praktische dingen. Dat kan zowel zijn om een stuk touw af te snijden om een vaandel op te hangen als om een runencirkel te trekken. En het is gewoon een prettig mes om bij je te dragen.

Deze messen zijn niet gekocht als ritueel wapen en blijven zowel ritueel als niet-ritueel vooral hele praktische en pragmatische voorwerpen -zeg maar een soort groot formaat zakmessen.

Overigens is zeker het gebruik van een mes als ritueel wapen natuurlijk niets uitzonderlijks. Wicca's bijvoorbeeld hebben de ‘atame' en je hoeft maar een slechte horrorfilm op te zetten, of er zit wel een offerscene in waarin men een dolk in het hart van bij voorkeur een bevallige jongedame stoot. Wat al weer aangeeft dat een mes of dolk een wat dubbel imago heeft, maar dat is voer voor wellicht een andere studie.

EEN PAALBIJL EN EEN SPEERPUNT

Deze paalbijl is een zogenaamde ‘Dane-axe', letterlijk: ‘Denenbijl', of wellicht ‘Deense bijl'. De paalbijl is een wapen met een lange schacht, ongeveer 1,60 m., met een vrij zwaar en groot bijlblad waarvan de punt nog net iets boven de schacht uitsteekt. Door zijn bouw is het wapen als bijl, speer en vechtstaf (‘quarter-staff', ‘bo') te gebruiken. Ik heb er tegen gevochten tijdens re-enactmenttrainingen en ik kan u verzekeren dat het een buitengewoon veelzijdig en effectief wapen is.

Ritueel gezien is er door het formaat nog minder mee te doen dan met een zwaard. Toch heb ik het al twee keer gebruikt tijdens een ritueel, maar dan vooral als een soort kostuumdeel om een bepaald gevoel op te wekken. Deze paalbijl heb ik, juist omdat het een zo veelzijdig wapen is, met een pragmatische en doelgerichte Tyr geassocieerd -bereid om te vechten, maar toch op een andere manier dan zoals ik bij Patru heb beschreven. Dit deel van Tyr is voor mij meer het deel die de lol van een goed gevecht kent en er daarom niet bang voor is, maar er ook niet persé naar op zoek is.

Dit wapen heb ik al langer dan enig van de andere wapens die ik tot nu toe heb beschreven en is puur gekocht als onderdeel van de verzameling. Al is het al het derde wapen wat op de een of andere manier met Tyr verbonden is – maar ik kan hem zijn smaak in wapens moeilijk kwalijk nemen.

De speerpunt was voor re-enactment bedoeld, maar is op mijn verzoek scherp geslepen. Het is geen hele grote speerpunt, ongeveer 35cm. lang en 3,5 cm. breed, met een soort dubbele bloedgeul (dat was de reden waarom ik ervoor gevallen ben).

Deze speer associeer ik vooral met Wodan, al ben ik tot op heden nog steeds op zoek naar een goede schacht ervoor. Ik heb voor mezelf besloten dat ik een natuurlijk gevormde schacht van hout wil (dus geen bezemsteel of ronde stok van de Gamma bijvoorbeeld), maar zie maar eens een stuk dood hout te vinden wat recht genoeg is om een speer van te kunnen maken… De punt heb ik al een aantal malen gebruikt om een runencirkel mee te trekken door er de runen mee in de lucht te tekenen. Een losse speerpunt verschilt wat dat betreft niet veel van een dolk, praktisch gezien -een scherp deel en een bot deel om vast te houden. Ondertussen heeft Etje in het Schwarzwald een prachtig stuk taxushout gevonden. Samen met een metalen punt (zoals je die ook op wandelstokken ziet) is deze de speerschacht geworden.

Het is nooit mijn bedoeling geweest om met deze speer te gaan vechten, maar ik heb hem ook niet specifiek als ritueel wapen gekocht. Het is een beetje als met Patru: er was iets aan dit wapen wat me trok en dat maakte dat ik het wilde hebben.

VERLANGLIJSTJE

Ondanks alle wapens die ik al heb, zijn er nog velen die ik aan de verzameling wil toevoegen. Ik zal het hier houden bij de twee die ik graag zou hebben omdat ik ze ook als ritueel wapen zou willen gebruiken, of in elk geval uitproberen.

De eerste is een Sumerisch sikkelzwaard. Het is een zwaard met een hele typische kromming die me zowel om de vorm als de historische achtergrond steeds meer is gaan intrigeren. Als ik die ooit zou proberen, zou het niet Asatru-gerelateerd zijn en ik heb dan ook geen idee hoe dat zou gaan uitpakken, maar er moet ook iets uit te vinden overblijven.

De tweede en wellicht wat haalbaardere is een bronzen of koperen speerpunt, een beetje naar Keltisch model. Ik stel me dat voor als een goed wapen voor Tyr en in tegenstelling tot (de meeste van) mijn andere wapens zou ik deze wel speciaal voor hem willen hebben.

BESCHOUWING

Hoe leuk ik wapens ook vind, hoe blij ik ook ben met mijn verzameling, hoe graag ik die ook verder wil uitbreiden, ritueel en anders, ik heb dit artikel niet geschreven met als doel het daarover te kunnen hebben.

Dit artikel had nog veel uitgebreider kunnen zijn. Ik kan dieper ingaan op wat ik bij de diverse wapens voel, of ik kan dieper ingaan over hoe ik ze in rituelen kan gebruiken of zou willen gebruiken. Ik zou dieper in kunnen gaan op de geschiedenis en het gebruik van rituele wapens door de eeuwen heen. Maar ook dat was niet mijn doel.

Wat wel mijn doel is, is een stukje ervaring delen. Rituele wapens zijn er in vele soorten en maten en kunnen op de meest onverwachte plekken opduiken. Een Thor's hamer uit een kloofbijl. Een houten dolk. Een zeer pragmatisch Sami-mes.

En daarmee kom ik op misschien wel het belangrijkste punt van dit hele verhaal. Ik citeer nogmaals Agent 327, die zei: "In de handen van een goed getrainde geheim agent is zelfs een stijf opgerolde Eppo een dodelijk wapen.". Het gaat hier natuurlijk niet om het ‘dodelijk', helemaal niet. Waar het wel om gaat, is dat een ritueel wapen vele vormen kan hebben. Het hoeft geen groot zwaard te zijn. Het hoeft geen met glitter bezette dolk te zijn. Het hoeft niet van staal gesmeed door een eeuwenoude geheime orde te zijn. Waarom zou een goed keukenmes niet bij gelegenheid als ritueel mes kunnen dienen? Waarom zou je geen runencirkel kunnen trekken met je zakmes? Waarom zou een stevige hamer niet voor een hamerrite gebruikt kunnen worden? Wat ik bedoel, is dit: als u een ritueel wapen nodig heeft of wilt hebben, maar u heeft er geen, of u heeft het niet bij de hand, kijk dan eens met andere ogen naar wat u wel heeft. Durf daarvoor open te staan, durf er creatief mee te zijn, en u zult zien dat er meer mogelijk is dan u misschien voor mogelijk had gehouden!

  • Er zij hier met klem gezegd dat geen enkel wapen wat ik heb, gebruikt of bedoeld is om lichamelijk letsel toe te brengen (en dat ik hoop dat dat nooit nodig zal zijn).
  • Een aantal jaren terug heb ik, keurig met vergunning, een vuurwapen in huis gehad, maar ik heb nooit de behoefte gehad om dat als ritueel wapen te gebruiken, dit nog los van praktische en legale bezwaren. Ze had overigens wel een naam: Ripley.
  • Citaat van Agent 327, uit een oude Eppo die ik helaas niet meer heb.
  • De Sami zijn het volk wat veel mensen als de Lappen kennen. Een Sami een Lap noemen is echter ongeveer net zo erg als een Innuit een Eskimo noemen: het is een scheldwoord (zo heb ik begrepen).
  • ‘Pattern-welded' staal is gevouwen of gelaagd staal, ook wel Damascener staal genoemd.

 

BRONNEN

Oxford Advanced Learner’s Dictionary – Jonathan Crowther (hoofdredacteur)

Oxford University Press, Oxford, 1995, vijfde druk

Agent 327 – Martin Lodewijk
Uitgeverij M (Meulenhoff)

“Encyclopedie van Wapens”David Harding (hoofdredacteur)
Uitgeverij Helmond, Helmond, 1990

 

 

Vraag en Asatru

Vraag en asatru

Iemand stelde mij de vraag: ‘Wat is asatru dan?'. Het was een oprecht geïnteresseerde vraag van iemand die er niets van wist. Het was een vraag die ik graag wilde beantwoorden, omdat asatru bij mijn leven hoort. Ik had echter geen antwoord. Met wat omschrijvingen heb ik geprobeerd toch iets te vertellen, maar het kwam geloof ik niet heel goed over. Niet zo vreemd ook, omdat ik eigenlijk zelf nogal werd overvallen door het feit dat ik het niet wist. Ik ben niet op mijn mondje gevallen, ik kan aardig overweg met woorden, dus dat was het niet. Het was simpelweg dat ik niet wist hoe ik asatru moest ‘samenvatten'.

En dat frustreert me in niet geringe mate, kan ik U zeggen (met een grijns trouwens, want in de frustratie ligt natuurlijk ook een uitdaging!).

Wat U nu leest is een poging tot het antwoord op die uitdaging. Betekent dat dat ik ondertussen precies weet hoe ik asatru moet samenvatten? Nee. Absoluut niet. En ik weet niet zeker of me dat ooit zal lukken en zelfs niet of ik dat uberhaupt wil. Zie het liever als een soort bespiegeling en in elk geval een poging de vraag te beantwoorden die diegene aan mij stelde.

Asatru is…

U kent misschien wel die tekeningetjes van ‘Liefde is…' (… handen vasthouden, … samen onder een paraplu door de regen lopen', dat werk). Misschien is dat wel de vorm om een eerste antwoord op de vraag te geven.

Asatru is… mooi.
Asatru is… eng.
Asatru is… spannend.
Asatru is… uitdagend.
Asatru is… confronterend.

Makkelijk gezegd, op zich, en deze woorden zijn waarschijnlijk van toepassing op iedereen die met religie bezig is. Je zou dus net zo kunnen zeggen ‘Buddhisme is…', of ‘Katholicisme is…'.

Het kan natuurlijk wel mooi dienen als een raamwerk.

Asatru is mooi. Het geeft me vrienden, al heeft het me wat tijd gekost om me dat te realiseren en om dat te accepteren. Goden en godinnen die me kracht geven, die me helpen, die me een schop onder mijn kont geven, die me soms vasthouden.. Wezens om mij heen, die waken over een land of streek, die waken over mijn huis, die muziek maken en dansen en zingen (ik zeg dit terwijl ik naar buiten kijk, naar het wuiven van een boomkruin, naar wat iele sneeuwvlokjes en denk aan het ruisen van bladeren of de geur van lente of vorst). Het geeft me ook een vorm van geborgenheid. Ik ben nooit echt bang geweest voor de dood. Ik hoop dat ook nooit te worden. Het is mijn hoop dat wanneer ik doodga ik waardig word bevonden om een einherjar te worden, een van de krijgers die tijdens Ragnarok aan de zijde van de goden meevecht (en die tot die tijd, vecht, eet en drinkt -geen slecht tijdverdrijf, dacht ik zo!). En mocht dat niet gebeuren, dan ga ik naar Hel (zeker niet te verwarren met het christelijk themapark van dezelfde naam). Degenen in Hel zijn degenen die na Ragnarok de werelden opnieuw mogen bevolken. En voor het zover is, Hel is een plaats van verlokkingen zoals kennis en verhalen en zeker niet in de laatste plaats de gastvrije vrouwe Hella. Waarom vertel ik dit allemaal? Omdat beide ideeën mij aantrekken. Omdat ik het gevoel heb dat ik niet bang hoef te zijn voor de dood, omdat ik toch wel op een goede plek terecht kom. En dat vind ik mooi.

Asatru is ook eng. Het is geen makkelijke religie. Het is geen religie: ‘ik zeg braaf mijn gebedje voor het slapengaan en als ik wakker wordt, is alles anders/beter/opgelost'. Het is een religie waarbij je altijd zelf verantwoordelijk blijft -misschien niet voor alles wat er gebeurt, want de Nornen weven de draden van je wyrd, je lot. Je bent echter wel verantwoordelijk voor de keuzes die je maakt. Ik kan namelijk misschien niet altijd kiezen of er een splitsing op mijn pad komt, maar het blijft wel altijd mijn keus of ik linksaf of rechtsaf ga. En met die keuzes geef ik de Nornen nieuwe draden om in mijn wyrd te weven. Is dat eng? Ja, voor mij wel, want ik weet dat ik niet altijd de juiste/slimste/beste keuzes maak en dat ook die draden dus in mijn wyrd meegeweven kunnen worden.

Asatru is spannend. Deels door het voorgaande, maar niet alleen daarom. Asatru geeft letterlijk werelden om te ontdekken, wezens om te ontmoeten, avonturen om in terecht te komen. Het geeft een kans om te vechten, te vallen, te leren. Het geeft een kans om te voelen en om te vertrouwen. En dat is spannend, want je weet uiteindelijk nooit zeker wat er gaat gebeuren of wat de uitkomst zal zijn.

In het verlengde hiervan: asatru is uitdagend. In de verantwoordelijkheid en in het avontuur zit de uitdaging om daar wat mee te doen. In de hele religie zit de uitdaging om na te denken. Op het gevaar af arrogant te klinken: asatru is geen religie voor domme mensen. En dan bedoel ik niet in de strikte zin van IQ, want waarom zou je alleen gelovig kunnen zijn boven een bepaald IQ? Wat ik bedoel, is dat je wel moet openstaan voor indrukken. Je moet durven accepteren dat er meer is, dat hen die je ontmoet soms misschien andere ideeën hebben en dat je met de een beter zult kunnen opschieten dan de ander.

En ja, asatru is confronterend. Ook dit grijpt weer terug op het voorgaande. Doordat je keuzes in je wyrd geweven kunnen worden, kan het zijn dat je later een draad ziet waarvan je zoiets hebt: ‘had ik dat maar nooit gedaan,' of: ‘had ik toen maar een andere keus gemaakt'. Je ziet jezelf terug in een spiegel die niet flatteert. Het is confronterend omdat uitdagingen confronterend kunnen zijn -je zult niet iedere uitdaging aangaan of aankunnen en dat is soms niet makkelijk.

En dan

Zo… Wauw… Klinkt dit negatief? Nee, voor mij niet. Eng? Ja, absoluut. En toch is er geen haar op mijn hoofd die er aan denkt om iets anders dan asatruer te zijn. Ik ben altijd al religieus geweest, maar bij asatru voel ik me thuis. Het maakt die ‘klik' waarvan je weet ‘dit is het'. Het is ingebed in mijn leven, het is deel van mijn leven en ondanks het feit dat het niet altijd makkelijk is, kan ik me eigenlijk geen leven zonder asatru en zonder al die rare en lieve en gekke goden en godinnen en andere wezens voorstellen.

Ik begon al met ‘asatru is mooi'. Ik denk dat dat dan toch de kern voor mij is. Want goed en slecht, reuzen en goden, vreugde en valkuilen, het is wel mijn leven.

Tot slot nog één klein dingetje. Iemand heeft gezegd (danwel, zou gezegd hebben): ‘er zijn zoveel vormen van asatru als er asatruers zijn.' Ik heb die kreet in mijn hart gesloten. Het betekent namelijk dat ik altijd mijn geloof heb, maar het betekent ook (hier komt de disclaimer ) dat dit slechts mijn verhaal is en dat wat voor mij geldt en werkt, niet voor een ander hoeft te gelden.

Stilleward

Donar

DONAR 

Denkend aan de Noordse goden en godinnen zijn er diverse namen die meteen in me opkomen. Donar is er daar zeker één van. Beschreven als een beer van een man met wild rood haar is hij een tot de verbeelding sprekende verschijning. Om zijn middel is een magische riem gegord en hij draagt de ijzeren handschoenen waarmee hij Mjollnir vasthoudt en hanteert. Een vreeswekkende vijand, maar ook een inspirerende wapenbroeder.

Donar is waarschijnlijk het best bekend als dondergod. Als hij zijn machtige hamer werpt, is dat de bliksemflits en als hij rijdt in zijn door twee bokken getrokken stijdwagen is dat de rollende donder. De Romeinen stelden hem vaak gelijk aan Jupiter en als de Grieken hem gekend hadden, zouden ze hem zeker met hun Zeus vergeleken hebben.

Donar is echter niet alleen een dondergod, maar ook een god van de oorlog. Tacitus beschrijft hoe de Germaanse stammen zijn naam schreeuwden en hem aanriepen wanneer zij ten strijde trokken. Het is een beeld dat past bij veel van de beschrijvingen die wij van hem kennen. Hij wordt afgebeeld als krijger: eenvoudig, nobel, dapper en soms hard. Hij staat altijd klaar als er gevaar dreigt: een held zonder angst en een onoverwinnelijke strijder. Hij is de onvermoeibare tegenstander van demonen en reuzen.

Hierboven is al gezegd dat de Romeinen Donar met Jupiter vereenzelvigden. Het interessante hieraan is dat Jupiter de oppergod in het Romeinse pantheon is. Men zou kunnen stellen dat door deze vereenzelviging Donar word gezien als oppergod -terwijl dat traditioneel toch de Oude is, Wodan. Nu is het echter bekend dat in bepaalde gebieden, met name Noorwegen en in het bijzonder IJsland, Donar als de eerste god werd gezien, nog vóór Wodan. De verklaring die hiervoor wordt gegeven is dat Wodan de oppergod is van centralistische, door-koningen-geregeerde maatschappijen is. In Noorwegen en IJsland, waar de samenleving (in eerste instantie) veel losser was georganiseerd, zou Wodan dan ook niet de meest logische keuze zijn. In een samenleving van individuen en krijgers is Donar met zijn kracht en moed veel meer een god om je tot te wenden. Er wordt ook wel gezegd dat Wodan de elite krijgt en Donar de boeren.

Een derde aspect is dat van vruchtbaarheidsgod. In die hoedanigheid wordt hij soms wel ‘Aardezoon' genoemd, als zoon van de aardegodin Jord. De hamer Mjollnir wordt dan een symbool voor mannelijke vruchtbaarheid. Naar mijn mening valt dit samen met het meer algemene beeld van Donar als een god die waakt over het welzijn van de gemeenschap. Vruchtbaarheid, niet alleen binnen de familie, maar ook van vee en veld, zijn van onschatbare waarde voor dat welzijn. Daarnaast kan Mjollnir ook verbonden heiligen. In die zin is Donar onder andere de beschermer van het huwelijk en van getrouwde stellen.

Thor, Dondervader, Aardezoon en strijdmakker

Maar wat betekent Thor (Donar) voor mij persoonlijk? Ik denk niet dat ik iemand hoef te vertellen hoe moeilij het is om in woorden te vangen wat iemand voor je betekent, maar ik zal het proberen.

Ondertussen alweer een tijd geleden had ik er met iemand een discussie over, of je goden met een ‘g' of ‘G' moet schrijven. Ik gebruikte altijd een ‘G'. Het was een teken van respect, iets om aan te geven dat ik het gevoel had dat ze boven mij stonden. Als tegenargument kwam dat de goden, bij wijze van spreken, ook maar mensen zijn. Het zijn vrienden en je schrijft ‘vrienden' ook niet met een ‘V'. Ik vond het een steekhoudend argument. Een van de dingen die ik zo waardeer in het Noordse pantheon is dat de goden menselijk zijn. Ze zijn niet onfeilbaar, ze hebben emoties en reageren daar op. Dat maakt ze voor mij veel tastbaarder; ze zijn makkelijker te bevatten. Ik schreef ‘Goden' echter consequent met een ‘G'. Een ‘g' gebruiken was iets wat ik moeilijk vond en onaangenaam.

Om nou aan te geven wat Thor voor mij betekent: hij is de eerste die ik vriend durfde te noemen, bij wie ik ‘god' met een ‘g' schreef in plaats van een ‘G'. Tegenwoordig doe ik dat sowieso, maar toen was het grote stap.

Ik stel me ook zo voor dat het makkelijker zou zijn om op Thor te schelden. Dat klinkt misschien wat vreemd, maar wat ik bedoel, is dat Thor voor mij eerst een vriend is en dan pas een god. In mijn woonkamer staat mijn Thors hamer, Glamdring Mjollnirson (ja, ik ben Tolkien-fan en nee, mijn hamer is niet Mjollnir, dus ik noem hem ook niet zo). Ik gebruik hem met liefde en plezier voor de hamer-rite. Ook als ik een keer bang ben ergens voor, grijp ik ernaar. Het gewicht van de hamer, het gevoel van het hout van de greep, de ijzeren kop die op mijn hand rust, samen geven ze me net dat stukje rust en vertrouwen waardoor ik de moed kan opbrengen om datgeen te trotseren wat tegenover mij staat.

Thor, Dondervader

Als klein kind was ik bang voor onweer. Mijn ouders zeiden toen op een gegeven moment dat er niets was om bang voor te zijn. Ze vertelden me dat het Thor was die met zijn bokkenwagen over de wolken racete en foto's nam. Vanaf dat moment ben ik eigenlijk nooit meer bang geweest voor onweer -als kind stond ik regelmatig voor het raam tijdens een onweersbui om maar op de foto te staan- en ben ik er zelfs heel erg van gaan houden. De felle, gevorkte flits, het scherpe, scheurende geluid, of het diepe rommelen, ik kan er geen genoeg van krijgen. Nu, terwijl ik dit schrijf, kan ik niet anders dan realiseren dat hij ook toen al mijn ‘mensenvriend' was.

Thor, Aardezoon

Met het vruchtbaarheidsaspect, of met Thor als beschermer van huwelijken en getrouwde stellen heb ik tot nu toe geen persoonlijke ervaring. Wat ik er van kan zeggen, is dat het mij aanspreekt. Tijdens het schrijven van dit stuk is het nog maar kortgeleden dat ik gehoord heb van Thor als Aardezoon danwel vruchtbaarheidsgod. Ik heb er eigenlijk nooit zo over nagedacht, maar nu dat ik het weet, lijkt het mij passend. Het is iets dat goed voelt.

Thor als beschermer van huwelijken en getrouwde stellen vind ik mij makkelijker voor te stellen. Ik neem zulke dingen heel erg serieus. En als ik dan denk aan Thor als bewaker van verbonden… Laat ik het zo zeggen: ik denk dat als je een band wilt losmaken, waar Thor getuige van het smeden ervan was, je een verdomd goede reden moet hebben, omdat hij het anders niet pikt. En terecht. Zo zie ik een huwelijk. Bij het trouwen wordt vaak gezegd ‘tot de dood ons scheidt'. Wij kunnen echter niet in de toekomst schouwen en wij kunnen niet weten wat wij nog op ons pad zullen vinden. Het kan daarom best zijn dat er ooit een goede reden is om een huwelijk te ontbinden. Ik geloof niet dat Thor dat erg zou vinden, maar ik denk wel dat ‘goed' het sleutelwoord is.

Thor, stijdmakker

Op een gegeven moment was er een zwaard wat ik heel erg graag wilde hebben (het zwaard van generaal Maximus uit de film ‘Gladiator'). Via eBay vond ik iemand die het verkocht en met meer enthousiasme dan wijsheid heb ik erop geboden en het uiteindelijk gewonnen. De verkoper (een Amerikaan) had al gezegd dat hij het geen bezwaar vond om naar Europa te sturen, maar de pakketdienst was een andere mening toegedaan (iets vaags over verboden wapens, of zo). Nodeloos te zeggen dat ik uitermate gefrustreerd was toen ik dat te horen kreeg. Ik heb toen met bepaald veel overtuiging een kort ritueel gedaan om aan Thor te vragen ‘of dat dat als er een manier was om dat verdomde zwaard hierheen te krijgen, mij die manier te laten vinden'. Wat bleek nu, de broer van een hele dierbare vriendin van mij (Amerikaans) zou een over aantal weken naar Nederland komen. Desgevraagd vond hij het geen enkel probleem om het zwaard mee te nemen. Het zwaard kon toen binnen de V.S. verstuurd worden (kennelijk weer geen probleem voor de pakketdienst), waarna hij het zou meenemen op het vliegtuig als ruimbagage (geen enkel probleem voor zowel luchtvaartmaatschappij of douanae). Het duurde allemaal wat langer, maar ik heb met de broer afgesproken op het vliegveld en heb uiteindelijk dus maar wel mooi mijn zwaard gekregen.

Voor mij is Thor een strijdmakker, iemand die ik om hulp kan vragen als ik ergens voor moet of wil knokken, maar niet weet hoe, of van mezelf denk dat ik in mijn eentje de kracht niet heb. Het is wel iemand die je om hulp moet vragen bij praktische, of pragmatische, dingen. Een andere keer heb ik hem gevraagd iemand te helpen vechten tegen iets ongrijpbaars. Ik weet niet of het gewerkt heeft, maar het was anders. Terugdenkend was dat laatste ook minstens zoveel om te ontladen en niet alleen om te helpen.

Bovendien, een zwaard in handen krijgen is natuurlijk wel een heel mooi tastbaar bewijs dat iets alsnog goed terecht is gekomen.

Thor

Thor is iemand die mij heel erg aanspreekt (waarbij gezegd zij dat meer goden en godinnen dat doen). Thor is op een bepaalde manier aangenaam ongecompliceerd. Hij heeft een prettige ‘no nonsense'-manier van dingen doen. Dat is een van de redenen dat ik hem dus voor praktische dingen te hulp zal vragen. Als ik bijvoorbeeld met woorden zou worstelen, zou ik waarschijnlijk Odin om hulp vragen. Als ik mij rot voel of ongelukkig, wend ik mij tot Nehelennia. Voor bescherming van de haardplaats: Heimdal (hoewel ik daarvoor middels een hamerrite ook Thor zou kunnen vragen). En de vuurliefhebber in mij voelt zich aangetrokken tot Loki. Maar, als er ergens voor geknokt moet worden, dan wil ik Thor aan mijn zij. Thor geeft mij vertrouwen. Hij geeft mij het gevoeldat ik een kans heb.Verliezen vind ik niet erg -ja, ik baal natuurlijk, en nee, ik vind het niet leuk- maar verliezen zelf is geen ramp, zolang ik maar het gevoel heb dat ik een eerlijke kans heb gehad. Dat geeft mij de rust om te zeggen: ‘Het is klote, ik baal ervan dat het niet gewerkt heeft, maar ik heb goed gevochten. Ik heb eervol gevochten en ben strijdend ten onder gegaan'.

Daar is iets moois aan. Is dat niet een van de grote geschenken die een vriend je kan geven? Het gevoel dat je goed gevochten hebt en dat je, of je nou hebt gewonnen of verloren, met opgeheven hoofd kunt lopen?

Ik weet niet of ik zal sterven met een wapen in de hand. Ik weet niet of ik, als ik een wapen in de hand zou hebben, waardig bevonden zou worden om te vechten en te drinken in Valhalla, als einherjar. Maar ik weet wel dat als ik ooit een einherjar zou worden, ik, als Ragnarok komt, een plek dicht bij Thor zal zoeken om samen met hem te vechten.

Geloof in de geneeskunde

Ode

Ik geloof in de Geneeskunde. Ik geloof nadrukkelijk in de noodzaak en het nut van geneeskunde, en ik geloof in de manier waarop wij hier gebruikelijkerwijs omgaan met de Geneeskunde. Dat wil zeggen: ik geloof dat zij in staat is bewezen te worden, als zij haar werk doet. Ik wil namelijk bewijs en als ik dat heb gekregen, geloof ik in de Geneeskunde. Ik heb een innig vererend, hoogachtend, veeleisend en kritisch geloof.

Historisch perspectief

Wij hebben al te maken met ziektes sinds wij 500.000 jaar geleden zo langzamerhand begonnen te ontstaan.1 In de 10.000 jaar dat wij Europa bevolken, hebben wij ons daar ongetwijfeld tegen proberen te weren, met (genees)kunde danwel met (genees)geloof. Inderdaad is al uit de Europese steentijd bewijs van deze kunde, in de vorm van medische schedeldoorboringen (trepanaties).1 Maar ook vinden wij van de oudste tijden bewijs van het geneesgeloof; de Merseburgerspreuken (zie ook Merseburger Toverspreuken door Aswulf, dat later zal verschijnen onder Yggdrasils Wortels op deze website) zouden fracturen en bloedingen verhelpen.2 De vervlechting van geneeskunde met –geloof was ook erg intens bij de oude Egyptenaren, de Mesopotamiërs, de precolumbiaanse Mexicanen en de Inca’s,3 en in Europa tot in het grootste gedeelte van de Middeleeuwen.4

Pas vanaf de Renaissance begint er wat te veranderen als onder invloed van het Humanisme de ratio opkomt en zelf(standig) nadenken belangrijker wordt.5 Ik zie dit als een emancipatie van het verstand, dat ook zichtbaar is in de afsplitsingen in geloof; de Rooms Katholieke kerk verliest haar alleenrecht op de Waarheid. Ook de Geneeskunde en de wetenschap komen (langzaam) onder de doctrine van de kerk uit en gaan hun eigen weg. In Nederland wordt in 1575 de Leidse universiteit gesticht als antwoord op de katholieke stempel op waarheid(vinden) en wetenschap6 en op de algemenere drang tot onafhankelijkheid.6

De wetenschap onderbouwt zichzelf niet meer louter met theorieën, maar gaat zelf op zoek naar bewijs. Vesalius bijvoorbeeld gooide zijn kont tegen de krib door tegen de heersende middeleeuwse theorieën in te gaan en in de 16e eeuw zelf te tekenen wat hij echt zag in het menselijk lichaam.5 Tegenwoordig komt het misschien wat bombastisch over om iets zo vanzelfsprekends op deze manier te beschrijven, maar toen betekende zien en tekenen wat men zag, en niet wat men diende te zien, een revolte.5 Die man was dus niet populair. Nu, daarentegen, wordt hij gezien als de grondlegger van de anatomie, de ontleedkunde, en als één van de belangrijkste personen in de medische wetenschap.5 Zijn anatomische atlassen en de prenten daaruit zijn goud waard. Tot in de 16e eeuw waren de passieve observatie van anatomie en pathologie (ziekteleer) de steunberen van de geneeskunde als wetenschap, in de 17e eeuw werd men ook nieuwsgierig naar de processen van ziekte en gezondheid. In de zoektocht naar biologisch en natuurkundig bewijs ging men actief experimenteren en ontstond de fysiologie, de functieleer.7

Behalve deze nihilistische bevrediging van kennisdrift heeft de Geneeskunde echter ook een maatschappelijke taak: het gezonder maken van mensen. Tot de 18e eeuw fundeerde de geneeskunde zich hiertoe geheel op subjectieve waarneming.8 Voor het genezen van de patiënt (misschien nog meer dan de ziekte?) stond het verhaal van die ene persoon centraal.8 Heel mooi holistisch, maar niet te controleren en evenmin leidend tot vooruitgang van de Geneeskunde. Als aan het eind van de 18e eeuw de Verlichting in volle glorie schijnt,9 wordt het belangrijker voor de arts objectief te werk te gaan.8 Van de Geneeskunde en therapie wordt steeds meer verlangd dat zij te bewijzen is, controleerbaar en verklaarbaar.8 Objectieve observatie door de geneesheer moet naast het verhaal van de patiënt worden gelegd: heeft dat verhaal een anatomisch substraat?10 Om ook te verklaren wat bij de lijder gezien wordt, worden begin 19e eeuw fysiologische experimenten belangrijk voor het begrip van ziekte en gezondheid.10,11 Overigens wordt deze zucht naar kennis en naar meten prachtig beschreven in een roman over 2 beroemde duitse wetenschappers uit deze periode: de ontdekkingsreiziger Von Humboldt en de wiskundige Gauss.12

Gedurende het leeuwendeel van deze geschiedenis is de Geneeskunde gericht op de enkele fortuinlijke patiënt (met fortuin), maar halverwege de 19e eeuw verschuift de aandacht naar de gehele bevolking en doet de statistiek haar intrede.13 Vanaf nu kan worden nagekeken of de Geneeskunde en haar behandelingen ook effect hebben op de gezondheid van grotere groepen mensen en, liefst, van de gehele bevolking. Geneeskunde democratiseert langzamerhand: iedereen krijgt recht op gezondheid en de zorg voor gezondheid wordt een collectieve zaak. Wat cynischer kun je ook stellen dat duidelijk wordt dat het voor de maatschappij van belang is dat zo veel mogelijk mensen zo gezond mogelijk zijn, en dat het aan de samenleving is daarvoor te zorgen, dat wil zeggen te regelen en te betalen. Hierdoor worden de eisen, die aan de werkzaamheid van geneeskundige behandelingen worden gesteld, strenger. Er wordt bewijs geëist dat deze echt en gunstig werken, voordat ze gebruikt mogen worden en voordat de samenleving daar de kosten voor draagt. Vanaf de zeventiger jaren van de 20ste eeuw worden nieuwe geneesmiddelen pas geaccepteerd nadat de werkzaamheid is bewezen met gedegen statistisch patiëntenonderzoek in zogenaamde randomized controlled clinical trials.14 Eindelijk worden ook (reguliere) behandelingen onderworpen aan regels der wetenschapskunst voordat zij zomaar mogen roepen dat zij werken.

Een alternatief

Deze eisen en deze ontwikkelingen beperken de Geneeskunde natuurlijk ook. Misschien is het als reactie op die beperkingen dat er stromingen zijn ontstaan die op een andere manier mensen willen behandelen aan de ziekte. Het belangrijkste gemeenschappelijke kenmerk van deze stromingen is dat zij ‘anders’ zijn dan de reguliere, wetenschappelijk georiënteerde, geneeskunde. Daarom worden deze stromingen ook wel ‘alternatieve geneeskunde’ genoemd.

Al aan het einde van de Verlichting15 ontstond een alternatief voor de toen gevestigde geneeskunde, één die zich subjectiever, holistischer en meer op het geloof van de patiënt (en van de behandelaar) richtte. De homeopathie die S. Hahnemann in circa 1800 uitvond, was met name begin 19e eeuw populair in Duitsland en Frankrijk, en heeft nog steeds veel aanhangers.15

Maar van alternatieve geneeskunde als stroming van belang naast de reguliere is nog lang geen sprake. Zij kwam pas in de jaren zeventig van de 20ste eeuw echt in opkomst in Nederland en buitenland, met de acupunctuur als voortrekker.16 Deze laatste wordt snel populair en andere stromingen volgen in haar kielzog,16 waardoor vanaf ongeveer 1980 de alternatieve geneeskunde een belangrijke factor in de maatschappij is.17,18

Ook uit laag-bij-de-grondse overwegingen is de alternatieve geneeskunde een speler om rekening mee te houden in het veld van de zorg voor de geneeskunde: namelijk de grote hoeveelheid mensen dat het gebruikt en al het geld dat er in omloop is. Meer dan 20%18 of zelfs 20-50%19 van de Europese bevolking maakt er gebruik van. Wegens haar populariteit spendeerde het Amerikaanse National Institute for Health 40 miljoen dollar per jaar aan onderzoek naar de werkzaamheid van alternatieve geneeswijzen19, 20 (gegevens van 1997). Ondanks deze uitgaven riep het vooraanstaande geneeskundige tijdschrift JAMA in datzelfde jaar op meer onderzoeken in te sturen opdat er bewijs van werkzaamheid zou komen.19

Er is dus meer dan de (westerse) reguliere geneeskunde en het is mijns inziens heel interessant en zelfs nuttig om te kijken of er iets bij zit wat een bijdrage kan leveren aan de wetenschappelijk georiënteerde orde. Uit weliswaar persoonlijke, subjectieve, maar vaak herhaalde ervaringen heb ik het idee opgevat dat plantaardige middelen wel degelijk een heilzaam, of in ieder geval een duidelijk, effect kunnen hebben. Dit op basis van middelen21 als alcohol, koffie en tabak. Gelukkig sta ik hierin niet alleen.22 Hiervan zijn de werkzaamheid en de mechanismen bekend en bewezen. Hoe zit het dan met de grotere groep van alternatieve geneeswijzen: kruidengeneeskunde, acupunctuur, homeopathie, paranormale geneeskunde en antroposofie?23 Werken zij? I: Hoe dan? II: Welk biologisch mechanisme zit er achter? III: Worden wij er beter van? Voor elke vraag ga ik de stromingen van alternatieve geneeskunde langs.

 

I. Hoe zeggen de alternatieve geneeskundige stromingen te werken?

Ik vergelijk deze vraag met een fysiologische vraag die voor de reguliere geneeskunde bijvoorbeeld in een lab kan worden beantwoord. In plaats van de wetenschappelijk-geneeskundige verklaring ben ik nu echter benieuwd naar de verklarende theorieën van de respectievelijke alternatieve stromingen. Dus ging ik op zoek dus naar de theorieën waar zij zichzelf op baseren.

A. Kruidengeneeskunde

Over het gebruik van kruiden, natuurlijke stoffen en mineralen valt een enorme hoeveelheid informatie te vinden over hoe deze toe te passen en waarvoor, maar veelal zonder verklaring van het mechanisme.24,25 Alhoewel al die verschillende kruiden volgens de gebruikte bronnen zeer sterk kunnen overlappen in eigenschappen, effecten en indicatie, heb ik geen verklaring gezien van deze overlap. Zo lees ik dat bijna alle kruiden goed zijn tegen (of voor) stemming, pijn en micro-oganismen.24,25 Virussen worden hierbij op één hoop gegooid met bacteriën en zelfs kleine beestjes, terwijl naar mijn weten het onderscheid tussen virussen en de andere letterlijk een levensgroot is. Virussen leven namelijk per definitie niet, in tegenstelling tot de anderen – dit heeft gevolgen voor de middelen waarmee men ze kan aanpakken

Tegen mijn verwachting in groeit mijn argwaan over het gebrek aan logica en plausibiliteit wanneer bijvoorbeeld het Lexicon van Uyldert wèl de diepte in gaat door mechanismen te beschrijven met Middeleeuwse theorieën (waarvan de basis vaak tot de oude Griek Galen terugreikt) die al sinds de Renaissance verlaten zijn.5,24 Een wel wetenschappelijk boek dat ik wil noemen uit enthousiasme om haar uitvoerigheid, gedegenheid en uiterlijk is overigens het Compendium van De Cleene en Lejeune.26 Dit boek belicht planten en bomen in deze streken biologisch, historisch en cultureel-antropologisch.26 Jammer genoeg niet geneeskundig, maar toch wil ik het zeker aanraden aan geïnteresseerden in deze materie. Tot mijn teleurstelling moet ik concluderen dat ik van de plantengeneeskunde, waarvan ik intuïtief hoge verwachtingen koesterde, geen beschrijvingen van mij geloofwaardige ondergronden heb gevonden. Door al het kaf kon ik het (potentiële) koren niet vinden.

B. Acupunctuur

De acupunctuur komt wèl met eigen mechanismen en verklaringen hoe zij werkt. Het komt er grofweg op neer dat de acupunctuur gebruik maakt van energiestromen door het menselijke lichaam (‘chi’), van meridianen waar deze langs lopen en van specifieke punten op het lichaamsoppervlak waar deze mee corresponderen.23,27 Ziekte betekent verstoring in de energiestromen, die de arts door middel van naalden steken en door gebruik van zijn eigen chi kan wegnemen.27,28

C. Homeopathie

Homeopathie is de populairste en bekendste alternatieve stroming.29 Het verklarende mechanisme luidt: similia similibus curentur, ofwel het gelijke (eigenlijk is het meervoud) moge door het gelijke worden genezen.27 Het gelijke houdt dat in wat dezelfde symptomen te weeg brengt.27 Dit ‘gelijke’, dit geneesmiddel, wordt vervolgens verdund met een speciale mengtechniek waarbij de eigenschappen van de ene stof versterkt worden overgebracht op het oplosmiddel.27 Hoe vaker verdund, hoe sterker de werking van het preparaat.27 Hierdoor is het mogelijk dat men bij een zeer sterk werkend middel van bij voorbeeld D10 (= 10 maal 10 op 1 verdund) nog geen molecule van het oorspronkelijke middel hoeft binnen te krijgen. Een heel groot voordeel van homeopathische geneesmiddelen is, is dat het geen bijwerking (lees: geen te sterke en daardoor giftige werking) heeft.30

D. Paranormale geneeskunde

Deze groep is heel ruim en heeft geen enkelvoudig hard theoretisch gemeenschappelijk uitgangspunt.27,29 Denk voor voorbeelden aan zaken als handopleggen, bidden, Jomanda, maar misschien ook wel muziek en werken met verbeelding. Er bestaan spiritistische, spiritualitische, christelijke stromingen,27,29 en misschien ook shamanistische.31 Voor onderliggend mechanisme wordt wel verwezen naar één of andere, of meerdere, niet-tastbare eenheid.27,29 Ik denk dan aan iets of iemand die betrekkelijk zelfstandig werkt, ofwel een actor, een andere dan de therapeut. Als dat waar is, zou ik graag eens lezen wat deze actor dan eigenlijk doet. Wat is de werking, de actio?

E. Antroposofie

De antroposofische geneeskunde is in 1920 ontstaan29 uit een levensbeschouwing die Steiner rond 1900 heeft gesticht.27 Omdat het om een levensbeschouwing gaat en de antroposofische geneeskunde reguliere is met een antroposofisch sausje, laat ik deze rusten.32 Uit het boek van Verbrugh, een voormalig antroposofisch arts, maak ik op dat deze stroming de wetenschap van de reguliere volgt.32

 

II. Waardoor werken de alternatieve geneeswijzen?

Nu ben ik op zoek naar een biologisch, fysiologisch, pathologisch of gewoon logisch substraat, die ik kan aansluiten op de bestaande medische kennis en wat kan vertellen waarom het werkt. Deze paragraaf moet dienen als een brug van de theorieën van de afzonderlijke alternatieve stromingen naar het bewijs dat ze werken als geneesmiddel.

A Kruidengeneeskunde

Er zijn zo veel verschillende beschreven en bewezen werkingsmechanismen van therapieën die uit de natuur komen dat ik slechts voorbeelden kan noemen. Talloze natuurlijke middelen worden met veel succes gebruikt en eventueel nagemaakt:

  • Morfine is het werkzame stofje dat via activatie van m-receptoren verantwoordelijk is voor de verdovende werking van Papaver somniferum, de opiumplant. 33,34
  • De grote pupillen die de Atropa belladonna (nachtschade) de egyptische vrouwen gaf kwamen doordat het stofje atropine de muscarinereceptoren tegenwerken. 33,34
  • Digoxine is al eeuwen een hartversterkend medicijn dat het cellulaire calcium extra laat verhogen, dit komt uit de vingerhoedskruid (Digitalis lanata & purpurea). 33,34
  • Aspirine uit de wilgenbast remt het enzym cyclo-oxygenase en vermindert zo pijn en bloedklontering (en –stolling).33,34

 

B. Acupunctuur

Alhoewel de acupunctuur sinds circa 1975 erg populair is, kunnen beoefenaars hiervan nog steeds geen bevredigende verklaring vinden van waarom het in het lichaam werkt.27 Zelfs na goed en vriendelijk zoeken vond Verbrugh de uitleg zeer onbevredigend.27 Het blijf wat hangen in dat het niet te snappen is voor mensen die de chinese taal niet machtig zijn en “dat hebben wij zo geleerd”.27 Aangezien ik geen chinees kan en geen acupunctuur heb geleerd, kan ik hier niet verder op in gaan.

C. Homeopathie

Het idee dat de kwaliteiten van de ene stof worden overgedragen op een andere stof (bijvoorbeeld water) dat op zichzelf geen werking heeft, en dat dit water vervolgens datgene is dat voor de genezing zorgt,27 sluit absoluut niet aan bij de huidige farmacologische kennis. Doordat ik er niet in slaag de homeopathische theorie te koppelen aan de huidige wetenschappelijke kennis, blijft dit onderdeel kort. Verder valt niet te achterhalen waarom de ene keer een D3 (3 maal 10 op één verdund) wordt toegepast en de andere keer een D30 middel voor dezelfde kwaal.27

D. Paranormale geneeskunde

Zie hierboven. Ik heb noch de actio, noch het mechanisme achter of de verklaring van de actio ooit gelezen of gehoord. Ik zou dat graag een keer tegen komen.

 

 

III. Werkt alternatieve geneeskunde?

Het bewijs, ofwel: worden wij er beter van? Dat is de hamvraag. Het voorgaande is slechts hobbyisme naast deze vraag met zoveel praktische waarde. Natuurlijk kan ik deze grote, gewichtige kwestie niet zelf beantwoorden. Maar ik kan wel zoeken en het bewijs dat ik tegen kom laten zien. Zoals boven al beschreven, is er een grote hoeveelheid onderzoeksmateriaal naar alternatieve geneeswijzen, al laat de kwaliteit daarvan dikwijls te wensen over.19,32

A. Kruidengeneeskunde

Over het algemeen valt te stellen dat ondanks de grote sommen geld die er tegenaan worden gegooid, er weinig gedegen onderzoeken naar kruidengeneeskunde zijn.35,36 De positieve resultaten die er zijn, komen uit de talrijke onderzoeken met ondermaatse methodiek. Dit maakt de uitkomst ongeloofwaardig.35 Verder moet ik tot mijn spijt een middel ontmaskeren waarvan ik altijd heb gedacht dat het een voorbeeld was van de werkzaamheid van kruidengeneeskunde: Kamille helpt niet tegen verkoudheid of luchtweginfecties.37

B. Acupunctuur

Dit is het meeste onderzochte alternatieve behandelingsgroep.27 Ook hiervan voldoet het merendeel van de onderzoeken niet aan de vereisten van geloofwaardig geneeskundig onderzoek.27,38

Toch vond ik een goed, groot onderzoek dat op de korte termijn positief bericht over acupunctuur van een redelijk objectiveerbare en goed/nauw omschreven aandoening: ontsteking van het kniegewricht.28 De chinese behandelwijze gaat ervan uit dat acupunctuur werkt door gebruik te maken van de juiste acupunctuurpunten en chi. Er was een groep die werd behandeld met naalden door de juiste acupunctuurpunten en de chi, en deze werd vergeleken met een groep die werd behandeld met naalden maar niet via de punten en de chi, dus een behandeling die volgens de chinese behandelwijze onwerkzaam zouden moeten zijn, en een wachtlijstgroep die niet behandeld werd. Op de korte termijn, 8 weken, vertoonden de echt behandelde patiënten meer verlichting van de gewrichtsontsteking dan beide controlegroepen, na een half en één jaar was dit verschil opgeheven. Op de lange termijn waren de wachtlijstgroepen er het slechtst af, hetgeen betekent dat de aandacht (aan de tijdrovende sessies) tenminste ergens goed voor was. Wat dit gedegen onderzoek vooral bewijst, is dat “iets” doen beter is dan niets doen.28 Enige vraag die mij beklijft, is hoe goed de onderzochte behandeling is vergeleken met de reguliere behandeling. Iemand met een gewrichtsverlies wil namelijk niet zomaar geholpen worden, maar het liefst het beste worden geholpen.

C. Homeopathie

Over de homeopathie kan ik kort en duidelijk zijn: Het werkt niet.39 150 Jaar onderzoek, vanaf 1846, naar homeopathie heeft haar werkzaamheid niet kunnen bewijzen.40 Recenter werden alle 110 fatsoenlijk uitgevoerde onderzoeken41 naar homeopathische geneesmiddelen vergeleken met 110 vergelijkbare onderzoeken naar reguliere therapie.42 Ook hieruit werd geconcludeerd dat homeopathie, over alle velden van de geneeskunde, even goed werkte als een placebo, een nepmiddel.42

D. Paranormale geneeskunde

Ondanks eerdere bedenkingen wegens ‘onderbouwing’ heb ik nu een heuglijke tijding over paranormale geneeskunde: Er is een onderzoek naar de werkzaamheid van deze verricht.43 Hier komt het.

Mijn snoepje betreft een net onderzoek volgens de regels der kunst van het wetenschappelijk-geneeskundig onderzoek en dan ook nog met harde, cardiovasculaire, eindpunten. Zie onderstaand schema voor de onderzoeksopzet.43

189 patiënten

+

MIT

185 patiënten

+

MIT

 

+

Gebed

 

Gebed

182 patiënten

MIT

192 patiënten

MIT

 

+

Gebed

 

Gebed

+ = met; – = zonder. MIT = muziek, verbeelding, aanraking; gebed = wordt voor gebeden achter de patiënt om.

De onderzoeksgroep bestond uit met een ingreep aan het hart, in dit geval een PTCA of een catheterisatie. Als eindpunt van de studie gold een nieuw groot hartprobleem, dood of heropname in het ziekenhuis binnen 6 maanden, als alternatief eindpunt gold hetzelfde maar dan tussen 6 en 12 maanden. De onderzoekers hebben 16 verschillende vergelijkingen laten zien. Van deze 16 had alleen MIT toepassen effect op het ontmoeten van een eindpunt: als MIT werd gebruikt, was de kans kleiner dat iemand een nieuw hartprobleem kreeg, nogmaals werd opgenomen of stierf.43 Het enige manco aan de studie is is dat de onderzoekers geen rekening hebben gehouden met het feit dat als je vaker test, je alleen al door het meewerken van het toeval een grotere kans hebt iets te vinden. Als er veelvuldig wordt getest, voert men een zogenaamde sensibiliteitsanalyse uit om te testen of de uitslag als echt of als toeval kan worden beschouwd. Nu de onderzoekers dit hebben nagelaten, kunnen wij dit niet zeggen. Maar verder heb ik genoten van dit onderzoek, moge vele volgen. Voor de scherpslijpers, nog een manco aan het gebed testen: de invloed van Wodan, Skadi of Gerd is evenmin getest.

 

Ten slotte

Na deze beschrijvingen zijn nog een paar dingen blijven liggen. Waarom boeit mij dit? Wat is de reden van dit stuk? De reden is tweeërlei: a. politiek en b. mijn wereldbeeld.

a. Ik eis dat de alternatieve geneeskunde haar werkzaamheid bewijst, en als het kan haar werking. Reden hiervoor is dat therapieën van de reguliere geneeskunde vaak worden vergoed, mits zij bewijst dat zij beter (en goedkoper)44 werkt dan bestaande geneesmiddelen. Met andere woorden: de reguliere geneeskunde wordt door ons allemaal betaalt onder de strikte voorwaarde dat elke nieuwe behandeling haar werkzaamheid (en liefst haar werking) bewijst met gedegen, betrouwbaar en herhaald/herhaalbaar onderzoek.

De alternatieve geneeskunde wil dezelfde rechten: zij wil ook worden vergoed, wil ook serieus worden genomen, etc. Laat zij zichzelf dan ook serieus nemen. Wat mij betreft betekent dat, dat daar dan ook dezelfde plichten tegenover staan. Naar mijn gevoel heeft zij vaak moeite (of geen zin?) daaraan te voldoen.

Ik ben dus niet tegen alternatieve geneeskunde. Ik vind het interessant een ander geluid te horen en een tegenstem vind ik wel schattig. Maar ik neem haar pas (even) serieus (als de reguliere) als zij aan de dingen voldoet die van andere, reguliere, behandelingen worden geëist. Gelijke monniken, gelijke kappen.

b. Bestaan, verklaarbaarheid, bewijs: wat zou het toch prachtig zijn als alles uit te testen, te meten en te weten is. Maar ik denk niet dat dat erin zit.

 

Bronnen

1 Ackerknecht EH. A short history of medicine. Revised edition, The Johns Hopkins University Press, Londen VK, 1982. Chapter 1.

2 Ackerknecht, Chapter 2.

3 Ackerknecht, Chapter 3.

4 Ackerknecht, Chapter 8.

5 Ackerknecht, Chapter 9.

6 Hendriksen J. Tegen de tirannie en de verdrukking. Een geschiedenis van de Leidse universiteit en haar studenten. Leids Universitair Fonds in samenwerking de Leidse Universiteit, Leiden, 1995.

7 Ackerknecht, Chapter 10.

8 Wiersma T. Twee eeuwen zoeken naar medische bewijsvoering. De gespannen verhouding tussen experimentele fysiologie en klinische epidemiologie. Uitgeverij Boon / Belvédère, Amsterdam, Overveen, 1999. Hoofdstuk 1.

9 Ackerknecht, Chapter 11.

10 Wiersma, Hoofdstuk 2.

11 Wiersma, Hoofdstuk 3.

12 Kehlmann D, Het meten van de wereld. Uitgeverij Querido, Amsterdam, 2007.

13 Wiersma, Hoofdstuk 7.

14 Wiersma, Hoofdstuk 10.

15 Ackerknecht, Hoofdsuk 11.

16 Verbrugh HS, Kips M. Al te naïeve geneeskunde? Materiaal voor de vorming van een oordeel over alternatieve geneeswijzen. Uitgeverij Klement, Kampen, 2004. Inleiding en Hoofdstuk 1.1.

17 Wiersma, Hoofdstuk 12.

18 Nilsson M, Trehn G, Asplund K. Use of complementary and alternative medicine remedies in Sweden. A population-based longitudinal study within the northern Sweden MONICA Project. Journal of Internal Medicine 2001:250;225-233.

19  Fontanarosa PB, Lundberg GD. Complementary, alternative, unconventional, and integrative medicine – Call for papers for the annual coordinated theme issues of the AMA journals. Journal of the American Medical Association 1997:278;2111-2112.

20 Gegevens van 1997, van later kon ik niet vinden.

21 Voorheen geneesmiddelen (tempo doeloe / goede, oude tijd)!

22 Graham-Smith DG, Aronson JK. Oxford textbook of clinical pharmacology and drug therapy. Second edition. Oxford University Press, VK, 1992. Chapter 34.

23 Indeling van  alternatieve geneeswijzen overgenomen uit Verbrugh, onder andere in hoofdstuk 2.2.

24 Uyldert M. Lexicon der geneeskruiden. Vraagbaak voor zieken en gezonden. 15e. Druk. De Driehoek, Amsterdam, 1992.

25 Shealy CN. Encyclopedie van de natuurlijke geneesmiddelen. Nederlandse editie: Könemann, Verlaggesellschaft, Keulen, Duitsland, 1999.

26 Cleene M de, Lejeune MC. Compendium van rituele planten in Europa: botanisch, cultureel, gebruik. Derde druk. Mens & Cultuur Uitgevers, Gent, België, 2003.

27 Verbrugh, Hoofdstuk 4.1.

28 Witt c, Brinkhaus B, Jena S, et al. Acupuncture in patients with osteoarthritis of the knee: a randomized trial. Lancet 2005:366;136-143.

29 Verbrugh, Hoofdstuk 2.2.

30 Dit is niet geheel waar: de giftige werking van water laat zich al merken na het innemen van meer dan 20 liter per dag. Als het middel is opgelost in alcohol (houdend water), is zelfs nog eerder sprake van bijwerkingen. Vóór mensen enthousiast worden: mij is niets bekend van een homeopathische middelen met mede als medium.

31 Hiervan wordt een suggestie gewekt door: Fries J. Seidways. Shaking, swaying and serpent mysteries. Eerste editie. Mandrake of Oxford, Oxford, VK, 1996.

32 Verbrugh

33 Graham-Smit, Chapter 15.

34 Neal MJ. Medical pharmacology at a glance. Tweede editie. Blackwell Science, Oxford, VK, 1992.

35 Goldman P. Herbal medicines today and the roots of modern pharmacology. Annals of Internal Medicine 2001:135;594-600.

36 Sampson W. Studying herbal remedies. New England Journal of Medicine 2005:353;337-339.

37 Turner RB, Bauer R, Woelkart K, et al. An evaluation of Echinacea angustofolia in experimental Rhinovirus infections. New England Journal of Medicine 2005:353;341-348.

38 Moore A, Mc Quay. Acupuncture: not just needles? Lancet 2005:366;100-101.

39 The end of homoeopathy. Lancet 2005:366;360.

40 Vandenbrouck JP. Homoeopathy and “the growth of truth”. Lancet 2005:366;691-692.

41 Even voor de duidelijkheid: dit was dus een fractie van het totaal aantal onderzoeken naar homeopathie.

42 Shang A, Huwiler-Müntener K, Nartey L, et al. Are the clinical effects of homoeopathy placebo-effects? Comparative study of placebo-controlled trials of homoeopathy and allopathy. Lancet 2005:366;726-732.

43 Krucoff M, Crater SW, Gallup D, et al. Music, imagery, touch and prayer as adjuncts to interventional cardiac care: the Monitoring and Actualisation of Noctic Trainings (MANTRA) II randomized study. Lancet 2005:366;211-217.

44 Dit is de regel van de politiek, niet van mij.

 

 

Etje, 2005,

tweede editie 2008

 

Geweten

Geweten is weten.

Geweten is duidelijk, geweten is simpel. Geweten is helderheid. Geweten verlicht, geweten geeft kracht. Geweten is doen wat te doen staat, zonder dat angst of andere bijzaken daarvan weerhouden. Dat maakt geweten eenvoudig, snel en efficiënt. Hierdoor is geweten primair en wezenlijk; goed te begrijpen en voor iedereen toegankelijk. Bij mijn weten is geweten een basisbehoefte die ieder in huis heeft.

Geweten is meer dan wroeging. Wroeging verzwakt. Wroeging is in feite geweten dat zich heeft laten verzieken. Geweten ligt niet in de weg, het is datgene dat de weg wijst. Als geweten in de weg lijkt te liggen, zal ofwel niet het echte geweten zijn, ofwel niet het juiste pad. Gelukkig weet het ware geweten waar men heen moet.

Geweten is onze grote vriend: het is geweldig precies te weten wat te doen of we zouden moeten doen. De rest volgt vanzelf.

Geweten is hulp. Hulp bij de uitvoering van onze ideeën, bij de verwerkelijking van onze moraal. Daardoor is geweten zowel verlichtend als aardend. Vaak laat geweten ons anderen helpen, uiterlijk altruïstisch. Maar omdat wij hierbij onze eigen normen volgen, dient het vooral onszelf.

Geweten is de kern, de stam waaruit onze denkbeelden groeien en de basis voor belangrijke beslissingen.

Wij moeten hierom niet bang zijn moraalridders te worden bevonden. Te vaak worden concessies gedaan om maar niet als Prinzipienreiter te boek te staan. Dat is zonde; door ons geweten weg te drukken, drukken wij ook onszelf weg. Daarvoor zijn wij te waardevol.

Laten wij het respect voor ons geweten en daarmee onze eigenwaarde, ons richtingsgevoel en onze bron van kracht in ere herstellen.

Heil Tyr.

 

                                                                                                                                                            Etje, 2004

Maar één ding is zeker…

 © Aswulf, 1998

Het was zover… "Na vanavond is er geen weg terug meer, na vanavond is alles anders," dacht ik. "Voorbereiding is de helft van de overwinning," zeggen de oude krijgers. "De andere helft ligt in de handen van de Nornen," voegt er altijd wel iemand aan toe. Dan knikken ze met hun oude wijze hoofden en vegen de laatste druppels mede uit hun lange grijze baarden. Voorbereid? Ja, ik was voorbereid; voor zover je voorbereid kan zijn op zoiets. Overwinning? Misschien. Maar eigenlijk wist ik al dat dit woord geen betekenis meer had. In ieder geval niet voor mij.

Vaak genoeg ben ik gaan jagen, samen met de anderen. En vaak genoeg heb ik op het slagveld gestaan. Altijd heb ik zorgvuldig mijn plicht gedaan. Maar ik ben geen krijger. Dat heb ik altijd geweten. Mijn drang duwde me in andere richtingen, richtingen die de anderen, oud of jong, niet kunnen begrijpen. Altijd had ik vragen die ze niet konden beantwoorden, en dan zeiden ze: "Het is gewoon zo." Maar daar kon ik geen genoegen mee nemen. Ik moest begrijpen. Langzaam maar zeker ontstond er afstand tussen mij en de anderen; ze vonden me raar en meden mij. Zelfs mijn eigen broeders lachten om mij achter mijn rug.

De smid had mij al zijn geheimen onthuld, maar ook hij kon niet al mijn vragen beantwoorden. Steeds vaker bracht ik mijn dagen alleen door. Ik begon te zwerven door de bossen en bergen. Daar leerde ik van raven en wolven wat geen mens mij had kunnen vertellen. Eenzaam was ik niet meer: geregeld hield een raaf mij gezelschap. Soms kwam hij zelfs op mijn schouder zitten om mijn maaltijd te delen.

Zo gingen de dagen voorbij, totdat ik naar mijn moeders broeder gestuurd werd. Ik was een buitenstaander geworden, en dat baarde haar zorgen. Haar broer zou mij opvoeden, zoals het de gewoonte was. In het begin zei hij weinig. En ik gedroeg me zoals ik me bij mijn moeder had gedragen: ik had geleerd geen vragen te stellen, en zwierf alleen in de bossen. Het duurde niet lang voordat ook hier een raaf mij constant vergezelde. Toen mijn oom dit zag, fronste hij zijn wenkbrauwen. "Misschien…," begon hij, maar brak daarna meteen zijn zin af. Ik zei niets, en hij stelde verder geen vragen.

Op een morgen wenkte hij me naar zich toe. "Neem je speer, we gaan jagen," zei hij. Ik keek verbaasd: niemand anders van de huisgenoten was zich aan het voorbereiden op de jacht. "Inderdaad, alleen wij twee," beantwoordde hij mijn stille vraag. We verdwenen het bos in, en na een tijdje vroeg ik: "Wat jagen we? Hert, everzwijn…?" Hij onderbrak me. "Misschien, misschien… misschien zelfs iets heel anders. Laten we kijken wat jij voor ons kan vinden, hmm?"

Al gauw had ik het spoor van een everzwijn gevonden, een grote beer zo te zien. Vaak leek het alsof wij het spoor van het beest bijster waren, maar iedere keer vond ik het terug: de lessen van de wolven had ik goed onthouden. En plotseling stond hij daar, in het midden van een open plek; rustig, statig, alsof hij op ons wachtte. Zijn borstels glansden als goud in het zonlicht, en zijn grote slagtanden waren vlijmscherp. Het was een indrukwekkend dier. En al hadden wij hem voorzichtig tegen de wind in benaderd, ik was ervan overtuigd dat hij ons had opgemerkt. Het zou niet ongevaarlijk zijn om zo'n prachtig beest te doden, maar ik had al een plan. Voorzichtig legde ik het aan mijn oom uit, en tot mijn verbazing stemde hij er mee in.

Toen wij klaar waren met het slachten en villen van het zwijn was het al donker. Het was te laat om naar huis terug te keren, maar wij hadden onze mantels tegen de kou. Honger zouden we ook niet lijden. Mijn oom en ik hadden nog steeds weinig woorden gewisseld. Tijdens het eten van het geroosterde vlees zag ik, in de gloed van het kampvuur, hoe zijn ogen mij bestudeerden. Eindelijk verbrak hij de stilte. "Jagen als de wolven heb je jezelf geleerd." Het was geen vraag maar een vaststelling. Ik knikte ja. "Dan wordt het tijd dat je ook de rest leert." Hij begon te zingen, langzaam en laag, in een taal die ik niet begreep. En steeds keek hij me met zijn doordringende ogen aan. Hij trok een handvol kruiden uit zijn buidel om ze vervolgens op het vuur te gooien. De rook werd dikker, zijn gezang sneller en luider. Langzaam leek het alsof ik zijn lied begon te begrijpen, bijna zou ik het mee kunnen zingen. Het was een wolvenlied, wild en eindeloos net als hun eigen gezang. Terwijl ik daar zat, begonnen de ogen van mijn oom steeds meer op die van een wolf te lijken. Tegelijkertijd werd ik me bewust van vele wolven om ons heen. Ik schrok niet, ik was immers aan de aanwezigheid van wolven gewend. Dit was anders. Ineens besefte ik wat het was: ik begreep ze! Niet rationeel, als een mens die het gedrag van dieren bestudeert, maar gevoelsmatig. Ik begreep hun taal van klank, van geur, van lichaamshouding. Ik voelde het diep in mijn ingewanden; eindelijk begreep ik het!

De volgende ochtend werd ik met een zwaar hoofd wakker, net alsof ik een vat mede in mijn eentje geleegd had. Mijn oom was al wakker, en was bezig bij het vuur. Hij reikte me een kom vol van een geurig brouwsel aan; een glimlach speelde om zijn mond. "De eerste keer is altijd het ergst," zei hij, terwijl ik het bittere vocht dronk. Ik wist niet of hij zijn brouwsel bedoelde, of de gebeurtenissen van de vorige avond. Maar een ding wist ik zeker: eindelijk kwamen er antwoorden op mijn vragen.

In de maanden en jaren die volgden werd ik ingewijd in de geheimen van mijn oom. Ik raakte bekwaamd in de kunst van gedaanteverwisseling, ik leerde zijn magische liederen. Hij vertelde mij over de kracht van woorden, hij liet mij de magie van kruiden en planten zien. Ik leste mijn dorst naar kennis aan zijn bron van wijsheid. Maar hoe meer kennis ik vergaarde, hoe meer vragen beantwoord werden, des te beter begreep ik dat ieder antwoord vele nieuwe vragen oproept. Toch weerhield dit mij niet van mijn zoektocht naar kennis. Integendeel; mijn dorst was een onverzadigbaar verlangen geworden.

De dag kwam dat ik boven mijn leermeester uitgroeide: mijn oom had mij alles geleerd wat hij wist. De tijd was aangebroken om nieuwe leraren te zoeken. Verhalen over een vrouw, zeer bedreven in de tovenarij, waren ons ter ore gekomen; naar haar ging ik op zoek. Uiteindelijk vond ik haar op een eiland, en na een lange tijd wist ik haar te overtuigen mij haar kunsten te leren. Bij haar leerde ik de magie van trommel en dans, en hoe met de doden te communiceren. Vele aangename dagen en nachten heb ik daar doorgebracht. Maar mijn ontembare behoefte aan kennis dreef mij verder: ik verliet haar eiland. Toen begonnen mijn zwerftochten pas echt. Mijn reizen voerden mij van land tot land, van stam tot stam, van wijze man tot toverkol.

Nu ik hier stond, besefte ik dat iedere stap van mijn zoektocht onherroepelijk tot dit moment had geleid. Ik kon haast voelen hoe de draden van het lot zich om mij heen hadden gesloten, er was inderdaad geen weg terug meer. Ik moest mijn lot omhelzen. Ik keek omhoog naar de machtige boom die boven mij uit torende. Tien mannen met hun armen uitgestrekt zouden hem nog niet kunnen omarmen. Ik had ervan gehoord in de oudste liederen, maar nooit eerder had ik zo'n boom gezien. Het was een hele speurtocht geweest iemand te vinden die van zijn bestaan wist. Uiteindelijk heb ik een oude sjamaan ontmoet die mij meer kon vertellen. "De boom staat in een dal, hoog tussen de bergen gelegen," zei hij, "maar niemand weet precies waar. Maar een ding is zeker," ging hij verder, "als je de boom vindt ben je voor altijd veranderd."

Ik sloeg mijn kamp op aan de voet van de boom, alhoewel ik wist dat ik deze nacht niet zou slapen. Water haalde ik uit een beek die zijn bron had tussen de wortels van de boom. De schemering begon te vallen, het was tijd mijn laatste voorbereidingen te treffen. Ik mengde kruiden en wortels met mede, en dronk het drankje in een keer op. Ik zong de laatste en krachtigste van de liederen die ik van mijn oom had geleerd. Ik nam mijn speer. Zonder te aarzelen boorde ik hem diep in mijn zijde. Ik voelde hoe de punt langs mijn ribben gleed, en er aan de andere kant weer uitkwam; bijna bezweek ik van de pijn. Maar ik moest het ritueel voortzetten; nu stoppen zou mijn dood betekenen. De gedachte dat ik misschien alsnog zou sterven voor het einde van het ritueel schoot door mij heen. "Maar ja, dat ligt in de handen van de Nornen," dacht ik, en met een glimlach dacht ik terug aan de grijze krijgers in de medehal van mijn moeder.

Ik pakte het touw dat ik zelf geslagen had, brak de schacht van de speer af zodat die me niet zou hinderen, en klom de boom in. Het bloed liep langs mijn zijde, maakte mijn handen glibberig. Het was zwaar, zwaarder dan ik had verwacht. Ik klom totdat ik geen krachten meer had. Het was al nacht en ik was nog niet in de top. Hiervandaan leek mijn kampvuur een eenzame ster verdwaald in een koude winternacht. Ik bond het touw aan de boom vast en legde een strop om mijn nek.

De nacht danste om mij heen. In de verte hoorde ik wolven, ik hoorde de vleugelslagen van uilen. Ik hoorde de bergen en rivieren, zelfs de sterren kon ik horen. Ik hoorde draken zich omdraaien in hun slaap onder de bergen, en ik zag het vuur dansen op de grafheuvels. De rivieren glinsterden als vuur op een zwaardsnede in de nacht, en ik zag hoe ze om de aarde lagen als draden van een gigantisch web.

Hoog boven de wereld hing ik. De zon kwam op. Het duurde een eeuwigheid, het duurde een ogenblik. De hele wereld baadde in een gouden gloed. Ik zag hoe grote legers elkaar ontmoetten op het slagveld en hoe het bloed van de krijgers als rode rivieren door het land stroomden. Ik zag een moeder haar kind in pijn en vreugde baren, ik zag mieren hun wintervoorraad aanleggen, ik zag appelbloesem tot fruit worden. Hoeveel dagen en nachten ik in de boom hing weet ik niet: tijd had geen betekenis meer voor mij. Ik zag wat was geweest, en ik zag wat kon komen. Ik zag hoe de boom van nu uit het zaad van gisteren groeit, ik zag hoe de held van morgen geboren wordt uit de strijd van vandaag. En door alles heen schenen de draden die de Nornen spinnen.

Ik tuurde omlaag, probeerde mij te concentreren op de wirwar van draden. Maar steeds weer werd mijn blik naar één punt getrokken: een put waar alle draden vandaan kwamen. Langzaam maar zeker werd mijn oog de put in getrokken. Hier kwamen de draden bij elkaar, ze vormden patronen die zich weer in elkaar oplosten om nieuwe patronen te vormen, eindeloos afwisselend en steeds herhalend… Dit was wat ik moest begrijpen! Ineens zag ik de patronen in hun geheel. Ieder patroon is een deel van het web dat de Nornen spinnen, ieder patroon heeft zijn betekenis! De patronen bleven voor mijn ogen dansen, vervaagden, werden geluid, dan tekens. Het touw om mijn nek brak, brullend viel ik uit de boom, met een schreeuw viel ik omlaag…

Ik lag nog een lange tijd op de grond. Al de beelden die ik gezien had joegen door mij heen, om telkens terug te komen bij de raadselachtige tekens: ze waren in mijn geest gegrift. Eindelijk had ik gevonden waar ik al zo lang naar had gezocht. En alles was inderdaad anders geworden. Maar een ding zal nooit veranderen: mijn eeuwige dorst naar kennis. Dat is namelijk mijn lot!

De Dingvrede

 © Aswulf, 1998

De Germanen hebben altijd een slechte PR gehad. In de tijd van de Romeinen werden ze beschreven als barbaren. Later, in de negende en tiende eeuw, zaaiden de Vikingen (die ook tot de Germanen behoorden) terreur langs de kusten van Europa. Hun naam is er niet beter op geworden in de twintigste eeuw: slechte Hollywoodfilms hebben alleen maar het stereotyp van de rovende, plunderende Viking bevestigd. Sinds de dagen van Hitler en zijn Derde Rijk worden de Germanen vaak geassocieerd met de nazifantasie van de blonde, zuivere Arische krijger. En nog heden ten dage misbruiken extreem-rechtse groeperingen onze voorouderlijke geschiedenis en mythologie voor hun lage doeleinden.

Dat de Germanen woest en strijdlustig waren valt niet te ontkennen. De grote waarde die de Germaanse volkeren aan recht hechtten is echter minder bekend. Op vaste tijden van het jaar, vaak in het voorjaar, werd een grote bijeenkomst van alle vrije mannen gehouden. Tijdens deze bijeenkomst, het ding (ON: þing), werd recht gesproken, werden conflicten opgelost en nieuwe wetten aangenomen. Maar het ding was niet alleen een rechtbank. Ook belangrijke beslissingen voor de stam, aangaande oorlog voeren, vrede of verdragen sluiten, werden tijdens het ding genomen.

Voor de Germanen waren recht en geloof nauw met elkaar verbonden. Het ding vond veelal plaats op dezelfde tijden als de grote cultusfeesten; de hele bevolking was dan immers bij elkaar. De dingplaats werd gezegend door de priester, die ook de straffen en boetes oplegde. In het midden van de dingplaats werd een heilig symbool geplaatst, oorspronkelijk misschien een speer, later een beeld van één van de goden. De beschermgod van het ding was Tīwaz, ook bekend onder de Oudnoorse naam Tyr. De dingplaats was een heilige plaats, een vredesoord waar de dingvrede (ON: þinghelgi) heerste. Het dragen van wapens was daar verboden. Deze dingvrede gold voor de gehele duur van het ding, niet alleen op de dingplaats zelf, maar ook daar buiten. Het was een onverstoorbare vrede tussen al diegenen die aanwezig waren.

In Nederland speelde het ding ook een belangrijke rol. Twee gedenkstenen, opgericht door Twentse soldaten die bij de cuneus Frisiorum (een romeinse hulptroep) hoorden, zijn in Noord-Engeland gevonden. Deze stenen dateren uit de Romeinse Tijd (ca. 222-235 na Chr.) en zijn gewijd aan Mars Thingsus. Deze Mars Thingsus, letterlijk ‘Mars van het ding’, is ongetwijfeld de Germaanse Tīwaz. Dit toont aan dat hij ook in Nederland vereerd werd en wel als god van het ding – niet alleen als god van de oorlog dat een ander aspect is van deze god.
Ook in latere tijden vinden we het ding terug. Drenthe was tot het begin van de negentiende eeuw verdeeld in zes dingspelen (enkelvoud: dingspil). Dingspelen waren administratieve indelingen, enigszins vergelijkbaar met de huidige gemeentes, die voornamelijk de rechtspraak organiseerden. In ieder dingspil werd drie keer per jaar de goorspraak gehouden, een soort rondtrekkend gerecht. Dit was waarschijnlijk een overblijfsel van het Germaanse ding. In een aantal plaatsen in Nederland werd recht gesproken onder gerechtsbomen. Misschien vervingen deze bomen de heilige symbolen van de dingplaats, of misschien symboliseerden zij de Irminzuil, ook geassocieerd met Tīwaz. En laten wij de namen van onze weekdagen niet vergeten. Dinsdag betekent namelijk niets anders dan ‘dag van het ding’ oftewel de dag die voor het ding was bestemd. Dezelfde dag draagt in de andere Germaanse talen namen die verbonden zijn met Tīwaz (Tuesday ‘Tīw’s day’ in het Engels, Tirsdag ‘Tyrs dag’ in het Noors).

Maar wat betekent dit alles voor heidenen in de hedendaagse samenleving? Recht wordt tegenwoordig door de rechtbank gesproken en politieke beslissingen worden onder andere in de gemeenteraad of de Tweede Kamer genomen. Het ding zoals de Germanen het kenden bestaat niet meer. Maar wij kunnen ervan leren en bepaalde aspecten ervan in onze omgang met anderen toepassen.

In Nederland zijn er nog niet zo veel mensen die het geloof van onze voorouders volgen, maar in sommige landen is asatru meer verspreid en bestaan er verschillende groeperingen die het ding tegenwoordig nieuw leven inblazen. In ons land is dit nog niet het geval, en het organiseren van een ding zal voorlopig op zich laten wachten. Maar er zullen evenementen georganiseerd worden waar asatruers en andere heidenen bij elkaar komen, en voor dit soort evenementen, alhoewel er geen sprake is van een ding, willen wij de regels van de dingvrede weer in ere herstellen .

Wat houdt dit in? De plaats waar de bijeenkomst gehouden wordt is een vredesoord, waar geen strijd mag plaatsvinden. Natuurlijk dragen wij geen wapens meer, maar er kan gestreden worden op andere manieren. Beledigingen en agressief gedrag, bijvoorbeeld, of racistische en discriminerende opmerkingen hebben in een vredesoord geen plaats. Mensen die geen respect voor anderen tonen worden beschouwd als verbrekers van de dingvrede en zullen dan ook verwijderd kunnen worden.

Asatru is een volwassen religie, die zeer zeker zijn plaats in deze eeuw heeft. Door onder andere de dingvrede in ere te herstellen en te respecteren, laten wij zien dat asatru niet een religie voor nostalgische zogenaamde ‘krijgers’ is, maar een geloof voor de moderne mens die eerbaar met anderen wil omgaan.

Bronnen

  • Altgermanische Religionsgeschichte – J. de Vries
    Walter de Gruyter & Co., Berlin 1959
  • Germania – Tacitus (vertaling: J. W. Meijer)
    Ambo, Baarn 1992
  • Termen van toverij – W. de Blécourt
    Sun, Nijmegen 1990
  • Heidens Nederland – J. Schuyf
    Matrijs, Utrecht 1995
  • The Viking achievement – P. G. Foote, D. M. Wilson
    Book Club Associates, London 1974